NEDERLANDS
13
INHOUDSOPGAVE
1. GEPOMPTE VLOEISTOFFEN
Deze pompen kunnen niet worden gebruikt in zwembaden en bassins, in aanwezigheid van mensen, of voor het oppompen
van brandbare stoffen (benzine, gasolie, ontvlambaar olie, oplosmiddelen, enz.) volgens hierover geldende veiligheids
normen.
N.B.: De in de pomp aanwezige vloeistof, om de sluitings installatie in te smeren, is niet giftig maar het water karakteristieken veranderen(in
geval van zuiver water) indien een lekkage in de sluitings installatie zou zijn.
2. TECHNISCHE GEGEVENS EN GEBRUIKS BEPERKINGEN
−
Voedings spanning:
1 X 220/240V 50Hz
3 X 400V 50Hz
3 X 230V 50Hz
1 X 220/230V 60Hz
3 X 230V 60Hz
3 X 380/400V 60Hz
zie plaatje electrische gegevens
−
Vermogen:
zie plaatje electrische gegevens
−
Hmax ( m ) - Overname:
bladz 59
−
Beschermings graad motor / Beschermings klasse: zie plaatje electrische gegevens
−
Opgenomen vermogen:
zie plaatje electrische gegevens
−
Vloeistof temperatuur veld:
−
van 0°C tot +35°C voor huishoudelijk gebruik (volgens veiligheids normen EN 60335-2-41).
−
van 0°C tot +50°C voor andere toepassingen.
−
Maximale onderdompeling:
10 meters
−
Bewaar temperatuur:
-10°C +40°C
−
Lawaai:
het lawaai niveau blijft binnen de door EEG directief 89/392 voorgeschreven is en verdere veranderingen.
3. WAARSCHUWINGEN
–
De pomp is met een transport handvat uitgerust, ook te gebruiken voor de pomp afdaling in putten of diepe afgravingen door middel van een
touw.
–
Eventuele schade aan de voedings kabel vraagt de gehele vervanging en geen reparatie (een kabel type H07RN-F
∅
mm 9-9,5 met minimale
lengte van 10 meter voor de draagbare versie, met UNEL stekker 47166-68 voor de MONOFASE versie en met EEG stekker voor de driefase
versie). Het is dus noodzakelijk door een erkende en gekwalificeerde persoon, in bezit van de vereize eigenschappen door geldende normen
bepaald, de reparatie te laten uitvoeren.
–
De pomp mag nooit droog functioneren.
4. INSTALLATIE
4.1 Het is aan te raden, in geval van een zeer vervuilde putbodem waar de pomp zal moeten functioneren, een onderstel te bouwen teneinde
de opzuigings rooster schoon te houden. (Afb.1)
4.2 Voor de pomp te installeren zich verzekeren dat de pomp filter niet volledig of gedeeltelijk verstopt zal zijn door slip, modder of dergelijken.
4.3 Het is aan te raden het gebruik van buizen met een binnen diameter tenminste gelijk aan diegene van de sluitings mond te nemen, om
mogelijkheden van verminderingen van pomp prestaties en verstoppingen te voorkomen.
De pomp geheel in het water onderdompelen.
4.4 Men moet zich ervan verzekeren, voor de versie uitgerust met knopdrijver, dat deze zich vrij kan bewegen (ZIE HOOFDSTUK REGELING
KNOP DRIJVER). Een aantal behuizings putjes zijn voorzien van beperkte maten zoals Afb.1. Het putje zal altijd een afmeting moeten
hebben naargelang het aankomende water en volgens pomp vermogen, zodat de motor niet wordt overbelast. met het te vaak starten
4.5 Wanneer de pomp voor een vaste installatie met drijver is gebouwd, moet het altijd met een houdings klep uitgerust worden binnen de
draaibuis. Deze uitvoering is ook aan te raden in geval van pompen die handmatige functioneren.
4.6 De buigzame sluitings buis direct op de pomp mond sluitings verbinden. Indien de pomp gebruikt wordt bij vaste installatie, is het aan te
raden deze aan de buizen te sluiten door middel van een verbinding om demontage en het opnieuw installeren te vergemakkelijken.
De bedrading met bijpassende materiaal nawerken om een gedegen houding te garanderen (teflon plakstrip of dergelijken).
Voor de vaste installaties raadt men het gebruik van het DSD2 tilmechanisme aan (op bestelling beschikbaar - Afb.2) om de
onderhoudswerkzaamheden op de electropomp te vergemakkelijken. Ingebouwd tussen de afvoeropening van de electropomp en de
leiding wordt de demontage van de afvoerleiding tijdens de onderhoudswerkzaamheden vermeden. Het DSD2 mechanisme bestaat uit 8
onderdelen, plus één, dat niet geleverd wordt (buizen van 3/4"):