NL-8
8.0 MOGELIJKE DEFECTEN TIJDENS HET LASSEN
9.0 MOGELIJKE STORINGEN TIJDENS DE FUNCTIONERING
DEFECT
OORZAKEN
TIPS
POROSITEIT
Zure elektrode op staal met een hoog
zwavelpercentage.
De elektrode slingert te veel.
Te grote afstand tussen de te lassen
werkstukken.
Te lassen werkstuk koud.
Gebruik een basische elektrode.
Breng de te lassen stukken dichter
bij elkaar.
Verplaats u langzaamaan bij het
startpunt vandaan.
Verlaag de lasstroom.
BARSTEN
Onrein te lassen materiaal (bijv. olie,
lak, roest, oxiden).
Te lage stroom.
Voor goed verrichte lassen is het
belangrijk dat u voor het lassen het
werkstuk schoon maakt.
SLECHTE
PENETRATIE
Lage stroom.
Hoge lassnelheid.
Elektrode geïnclineerd in de richting die
tegen de verplaatsing in is gedraaid.
Stel de operationele parameters
met zorg af en verbeter de voorbe-
reiding van het te lassen werkstuk.
VEEL SPATTEN
Elektrode te veel geïnclineerd.
Verricht de noodzakelijke correcties.
DEFECTEN IN
PROFIEL
Verkeerde lasparameters.
Snelheid niet verbonden aan de eisen
van de operationele parameters.
Neem de algemene en standaard
lasnormen in acht.
INSTABIELE BOOG
Te lage stroom.
Controleer de staat van de elektrode
en de aansluiting van de aardkabel.
ELEKTRODE OVER-
DWARS GESMOL-
TEN
Elektrode met niet-gecentreerde kern.
Magnetisch blaaseffect.
Vervang de elektrode.
Sluit de twee aardkabels aan op
twee tegenover elkaar liggende
zijden van het te lassen werkstuk.
STORING
OORZAAK
OPLOSSING
GEEN
ONTSTEKING
Primaire aansluiting verkeerd verricht.
Kaart inverter defect.
Controleer de primaire aansluiting.
Wend u tot een assistentiecentrum.
GEEN UITGANGS-
SPANNING
Machine oververhit, gele led brandt.
Intern relais defect.
Kaart inverter defect.
Wacht op het thermische herstel.
Controleer het distributienetwerk.
Herstel de groep door hem uit te
schakelen, 20 seconden te wachten
en vervolgens weer in te schakelen.
Wend u tot een assistentiecentrum
als de groep niet functioneert.
Wend u tot een assistentiecen-
trum.
UITGANGSSTROOM
NIET JUIST
Potentiometer regeling defect.
Primaire voedingsspanning laag.
Wend u tot een assistentiecentrum.
Controleer het distributienetwerk.