3 NL
BESCHRIJVING BEDIENINGSKNOPPEN OP HET VOORPANEEL
NL
1.
Til het apparaat niet op aan de handgrepen.
2.
De aansluitbron en accessoires vóór het optillen of bedienen
altijd eerst van het elektriciteitsnet afhalen.
3.
Sleep, trek, of til het apparaat niet op aan de kabel.
4.
Bij manipulatie het apparaat vanonder opheffen met daartoe
geschikte nylonriemen
2.4
PLAATSKEUZE
IN RUIMTES MET AANWEZIGHEID VAN BENZINE OF AN-
DERE VLUCHTIGE VLOEISTOFFEN IS HET NODIG OM OP
EEN APARTE WIJZE DE MONTAGE UIT TE VOEREN. VERZE-
KER U ERVAN DAT U ZICH BIJ HET PLAATSEN VAN HET AP-
PARAAT AAN DE VOLGENDE REGELS HOUDT:
1.
De operator dient een probleemloze toegang te hebben tot
de bedieningsknoppen en de aangekoppelde apparaten.
2.
Gebruik voor de bepaling van het benodigde vermogen het
vermogensplaatje.
3.
Plaats het apparaat niet in een beperkte of afgesloten ruimte.
Ventilatie van de energiebron is uitermate belangrijk.Vermijd
stoffige of verontreinigde ruimtes, waar de apparatuur stof of
andere voorwerpen kan aanzuigen.
4.
De apparatuur (inclusief de aangekoppelde slangen) mag
niet de gang en werkzaamheden van andere personen blok-
keren.
5.
Verzeker de plaats van de energiebron tegen vallen of om-
vallen. Als de apparatuur boven het hoofd is geplaatst, denk
dan aan het risico van vallen.
2.5
VEILIGE MONTAGE VAN DE GASTANK
1.
Plaats de tank aan de achterkant van het lasapparaat en ver-
zeker hem met de aanwezige ketting.
2.
Schroef de drukregelaar op de tank.
3.
Verbind het buisje dat uit het achterpaneel van het lasappa-
raat komt met de drukregelaar
4.
Zet de uitgang van de drukregelaar op de laagste waarde
5.
pen langzaam de kraan van de gastank.
2.6
MONTAGE VAN SPOEL MET DRAAD
1.
Plaats de draadspoel zodanig op het asje, dat ze samen
draaien.
2.
Stel de rem van het asje met behulp van het asmoertje zoda-
nig af, dat de spoel gemakkelijk draait (op sommige asjes is
dit stelmoertje niet zichtbaar, maar toegankelijk na uit het uit-
trekken van het begrenzertongetje)
3.
Open het bovenste bruggetje van de draadaanvoereenheid.
4.
Controleer of de geleidingswieltjes geschikt zijn voor de te
gebruiken draad. Als ze dit niet zijn, vervangen.
5.
Maak de draad aan het einde recht en knip er een stukje van
af.
6.
Trek de draad door bovenlangs de twee onderste geleidings-
wieltjes en stop hem in het aansluitbuisje van de brander, tot-
dat hij er ongeveer 10 cm uitsteekt.
7.
Sluit het bovenste bruggetje van de draadaanvoereenheid, en
controleer of de draad in het betreffende gleufje geplaatst is.
8.
Bevestig de lasbrander en stop het deel met het uitstekende
draad in de houder, daarbij volgend of de geleidingspinnen
juist in de holtes terecht zijn gekomen, en of het bevesti-
gingsmoertje helemaal is aangedraaid.
2.7
INSCHAKELEN
1.
Zet het apparaat aan (verwijzing 3 - Figuur 1 Pag. 3.)
2.
Zet de hoofdschakelaar in de middelste stand (Verwijzing 4,
- Figuur 1 Pag. 3.).
3.
Demonteer van de lasbrander het gasmondstukje en de
draadgeleiding. Druk op de knop en schuif de draad door, tot-
dat hij er aan de voorkant van de brander uitkomt. Gebruik bij
het doorschuiven van de draad door de brander het hand-
wieltje voor het instellen van de kracht, die het draad-aan-
d r u k g e l e i d i n g s w i e l t j e o v e r b r e n g t n a a r h e t
aangeefgeleidingswieltje. De instelling moet er voor zorgen,
dat de lasdraad regelmatig, zonder te slippen en zonder ver-
vorming over de geleidingswieltjes voortbeweegt Maak de
brander vast aan de draadgeleiding, die gekozen is volgens
de te gebruiken draad.
4.
Verzeker het draadgeleidingsbuisje en controleer of de door-
snede overeenkomt met de te gebruiken draad.
5.
Plaats het gasmondstukje terug.
6.
Open de kraan van de gastank
7.
Breng de grondklem aan op het te lassen deel, op een plaats
zonder roest, verf, vet of kunststof
3.0
BESCHRIJVING BEDIENINGSKNOPPEN OP
HET VOORPANEEL
3.1
VOORPANEEL
Picture 1.
140 A / 140 A EURO CONNECTOR
LASDRAAD KAN VERWONDINGEN VEROORZAKEN.
Richt de lasbrander nooit op het lichaam of op andere
metalen bij het afwinden van het lasdraad.
4
1
2
5
A
B
C
D