7 NL
ALGEMEEN ONDERHOUD
NL
SOORT STORING
MOGELIJKE OORZAKEN
CONTROLE EN HERSTEL
Geen enkele functie werkt.
Foute kabelaansluiting. (één of meerdere fases
niet aangesloten)
Controleer en herstel.
Doorgebrande zekering.
Vervangen.
Onregematige draadtoevoer.
Onvoldoende spanning op veer.
Probeer het regelwieltje verder aan te draaien.
Lasdraadhuls is geblokkeerd.
Vervang.
Onjuist tempo – ongeschikt voor de draad, of
bovenmatige slijtage veroorzakend.
Draai het geleidingswieltje om of vervang deze.
Overmatig afremmen van de spoel.
Zet de rem wat losser met behulp van de stelschroef.
Geoxideerde, slecht opgewonden draad van la-
gere kwaliteit met verwarde of overlappende
windingen, etc.
Herstel dit door het verwijderen van de foute windingen. Indien het
probleem aanhoudt, de spoel met draad vervangen.
Verlaagd lasvermogen
Aardingskabel is niet aangesloten.
Controleer of de kabelaansluiting in goede staat is, en overtuig U er-
van, dat de klemmen stevig vastzitten aan de werkplek, die niet roes-
tig, geolied of geverfd mag zijn.
Losse of losgeraakte verbinding in de schake-
laar.
Controleer, draai aan of vervang indien nodig.
Defecte magneetschakelaar.
Controleer de staat van de contacten en de mechanische werking van
de magneetschakelaar.
Defecte gelijkrichter.
Controleer visueel op sporen van verschroeiing/brand. Indien aan-
wezig, gelijkrichter vervangen.
Poreuze of sponsachtige lassen.
Geen gas.
Controleer op aanwezigheid van gas of de druk van de gastoevoer.
Schuine kanten op de plaats van de las.
Gebruik een geschikt scherm. Indien nodig, verhoog dan de druk van
de gastoevoer.
Verstopte gaatjes in de verstuiver
Reinig de verstopte gaatjes met perslucht.
Gaslekkage vanwege gebarsten aansluitslan-
gen.
Solenoide ventiel is geblokkeerd.
Controleer en vervang de defecte onderdelen.
Controleer de werking van het solenoide ventiel en de elektrische
verbinding.
Poreuze of sponsachtige lassen.
Defecte drukregelaar.
Controleer de werking door het verwijderen van het slangetje die de-
drukregelaar en de energiebron met elkaar verbinden.
Lage kwaliteit van gas of draad.
Het gas moet uitzonderlijk uitgedroogd zijn, vervang de gasfles of ge-
bruik een ander soort draad
Toevoer van gas kan niet
stopgezet worden.
Versleten of vervuild solenoide ventiel.
Haal het solenoide ventiel uit elkaar; maak de opening en het afdicht-
ingsringetje schoon
Drukken op de kraan van de gas-
brander heeft geen enkel effect.
Defecte gasbranderkraan, niet aangesloten of
beschadigde bedieningskabels.
Demonteer de stekker van de branderaansluiting en sluit de polen ko-
rt. Indien het apparaat nu werkt, controleer dan de kabel en de gas-
branderkraan.
Doorgebrande zekering.
Vervang deze door een nieuwe van dezelfde klasse.
Defecte hoofdschakelaar.
Maak hem schoon met perslucht. Overtuig Uzelf ervan, of de draden
goed vastzitten, indien nodig de schakelaar vervangen.
Defecte electronische schakeling.
Vervang de schakeling.