44
Instelling van het remgedrag
van de voertuigen
1 – 10
1 – 10
1
2
1
8
2
7
3
6
5
4
1
8
2
7
3
6
4
5
3
6
1
8
2
7
3
6
4
5
5
(alleen voor met de handregelaar bediende voertuigen)
De instelling van het remgedrag kan individueel voor één en/of
meerdere voertuigen gebeuren. De in te stellen voertuigen moeten
zich daarbij op de baan bevinden. De instelling kan in 10 trappen
gebeuren, waarbij de 5 LED’s door knipperen resp. continu oplich-
ten de verschillende trappen signaleren.
1
1 LED licht op = zwakke remwerking
2
5 LED’s lichten op = sterke remwerking
Plaats de in te stellen voertuigen bij ingeschakelde Control Unit op
de baan en druk eenmaal op toets „BRAKE“
6
. Er licht nu een be-
paald aantal LED’s op. Deze tonen de laatst gebruikte remtrap aan.
Druk zo vaak op toets „BRAKE“
6
tot de gewenste remwerking is
geselecteerd. Bevestig uw selectie met toets „ENtER/StARt“
3
.
Een kort looplicht en het oplichten van de middelste LED bevesti-
gen, dat de instelling in beëindigd, afb.
6
.
Instelling van de tankinhoud
1 – 10
1 – 10
1
2
1
8
2
7
3
6
5
4
1
8
2
7
3
6
4
5
3
6
1
8
2
7
3
6
4
5
5
(alleen voor met handregelaar bediende voertuigen)
De instelling van de tankinhoud in verbinding met de Pit Lane
(30356) gebeurt gelijktijdig voor alle voertuigen. De instelling kan in
10 trappen gebeuren, waarbij de 5 LED’s door knipperen of continu
oplichten de verschillende trappen signaleren.
1
1 LED licht op = geringe tankinhoud
2
5 LED’s lichten op = volle tankinhoud
Plaats de in te stellen voertuigen bij ingeschakelde Control Unit op
de baan en schakel de tankfunctie in met de schuifschakelaar
2
afb.
3
. Druk eenmaal op toets „FUEL“
7
. Er licht nu een bepaald
aantal LED’s op. Deze tonen de laatst gebruikte tankinhoud aan.
Druk zo vaak op toets „FUEL“
7
tot de gewenste tankinhoud is
geselecteerd. Bevestig de selectie met toets „ENtER/StARt“
3
.
Een kort looplicht en het oplichten van de middelste LED bevesti-
gen, dat de instelling is beëindigd, afb.
6
.
Uitgebreide tankfunctie
Met de schuifschakelaar
2
kunnen 3 modi worden geselecteerd,
afb.
3
:
• OFF = Voertuigen verbruiken geen „benzine“
• ON = Voertuigen verbruiken „benzine“
• REAL = Maximale snelheid afhankelijk van tankinhoud / voertui-
gen verbruiken „benzine“ (alleen in verbinding met Pit Lane 30356
resp. Pitsstop Lane 30346 en Pitsstop Adapter Unit 30361)
In de „REAL-modus“ is het voertuig met volle tank „zwaarder“, rijdt
langzamer en heeft geringere remwerking; een voertuig met lege
tank is „lichter“, rijdt sneller en heeft een hogere remwerking. Een
indicatie van de actuele tankinhoud en het „benzineverbruik“ kan
alleen in verbinding met het Driver Display 30353 en Pitsstop 30356
gebeuren.
tanken van de voertuigen met Pit Lane 30356
en Driver Display 30353
Pit Lane 30356
Driver Display 30353
8
7
9
10
De actuele tankinhoud kan op het staafdisplay met 5 groene en 2
rode LED‘s van het Driver Display worden afgelezen. Rijd om te
tanken met het voertuig in de Pit Lane via de tanksensor, afb.
7
.
De staafindicatie begint nu te knipperen, afb.
8
, en het voertuig
kan nu door de wisseltoets ingedrukt te houden worden bijgetankt,
afb.
9
. Het aantal tankcyclussen wordt door knipperen resp. op-
lichten van de gele LED‘s aangetoond, afb.
10
(zie ook Driver Dis-
play).
Instructie: Met voertuigen met lege tank wordt bij de ronde-
telling in verbinding met Position tower 30357 geen rekening
gehouden.
Instellen van de tankinhoud bij de racestart
Pit Lane 30356
Driver Display 30353
1
8
2
7
3
6
4
5
11
12
14
13
(alleen in verbinding met Pit Lane 30356 en Driver Display 30353)
Onafhankelijk van de basisinstelling van de tankinhoud kan indi-
vidueel voor één en/of meerdere voertuigen de tankinhoud bij de
start van een race voor de rondes tot bij de eerste tankstop worden
ingesteld. Druk eenmaal op toets „StARt/ENtER“
3
; de 5 LED’
op de Control Unit lichten continu op, afb.
12
, en de staafindicatie(s)
van het/de Driver Display(s) knipperen, afb.
13
. Door op de wissel-
schakelaar van de overeenkomstige handregelaar te drukken, kan
het tankniveau worden gewijzigd, afb.
14
.
Uitgebreide Pit Lane functie
Pit Lane 30356
1
8
2
7
3
6
5
2
1
8
2
7
3
6
4
5
1
1
8
2
7
3
6
5
4
1
8
2
7
3
6
4
5
3
1
8
2
7
3
6
4
5
6
5
(alleen in verbinding met Pit Lane 30356)
Er bestaat een mogelijkheid om de rondetelfunctie in de Pit Lane
30356 resp. Pitsstop Lane 30346 met Pitsstop Adapter Unit 30361
in/uit te schakelen. Druk hiervoor bij uitgeschakelde Control Unit op
toets „SPEED“
5
, schakel de Control Unit in en laat toets „SPEED“
5
los. Door opnieuw op de toets te drukken lichten naargelang de
instelling 1 of 2 LED’s op.
• LED 1 = Rondetelfunctie uit
• LED 1 + 2 = Rondetelfunctie aan
Selecteer de gewenste instelling en schuif of rijd met een voertuig
over de Pit Lane Sensor afb.
5
. De instellingen worden bij het over-
rijden overgenomen. Om de instellingen weer te verlaten drukt u op
toets „StARt/ENtER“
3
.
Sound ON/OFF
1
8
2
7
3
6
4
5
2
1
8
2
7
3
6
4
5
1
1
8
2
7
3
6
4
5
3
De bevestigingstoon bij het overrijden van de sensoren en de toet-
senbediening kan worden uitgeschakeld. Houd hiervoor de toets
„StARt/ENtER“
3
bij uitgeschakelde Control Unit ingedrukt,
schakel de baan in en laat toets „StARt/ENtER“
3
weer los. De
bevestigingstoon bij het inschakelen van de Control Unit kan echter
niet worden uitgeschakeld.
Reset-functie
1
8
2
7
3
6
4
5
2
1
8
2
7
3
6
4
5
1
1
8
2
7
3
6
4
5
3