28
5. Opstarten
Bij een drie fase motor dient de draairichting
gecontroleerd te worden.
Door de motor een
moment te starten, kan via de zuigopening deze
controle uitgevoerd worden (draairichting volgens
de pijl op de pomp). Anders schakel daarna de
pomp uit en verwissel de twee fases in de
schakelkast. Verkeerde draairichting veroorzaakt
trillingen en capaciteitsvermindering. Tevens kan
schade aan de mechanical seal ontstaan.
Stop nooit de vingers in de zuigopening
,
voordat de pompwaaier stilstaat en de elektrische
aansluitingen losgenomen zijn. (de pomp kan
nooit incidenteel starten).
De motoren welke voedingsspanning
hebben kunnen door schakelaars
automatisch starten.
Haal de pomp nooit uit het water als deze nog in
werking is.
Voorkom droogdraaien!
Pomp met vlotterschakelaar:
De vlotterschakelaar aan de pomp zorgt voor
automatische in- en uitschakeling.
Controleer of de vlotterschakelaar vrij hangt.
Wanneer noodzakelijk verander de lengte van de
kabel (vastzetten met schroef 96.09). Te lange
kabel veroorzaakt schade aan de
motor (oververhitting) en de pomp draait droog.
Pomp zonder vlotterschakelaar:
Start de pomp alleen bij minimale onderdompeling
250 mm (GX 40) of 180 mm (GM 50).
6. Onderhoud
Onder normale omstandigheden zal de pomp
geen onderhoud nodig hebben.
Bij vorst dient, (als de pomp niet draait of deze
niet ondergedompeld is op een veilige diepte) de
pomp uit het water gehaald te worden en op een
droge plaats geplaatst te worden.
Als de pomp tijdelijk wordt gebruikt met
verontreinigde stoffen of gechloreerd water
,
laat dan de pomp direct na gebruik voor een
korte periode met schoon water doorlopen om
elke vervuiling te verwijderen.
Als de pomp voor een lange tijd niet gebruikt is
en niet start of geen water verpompt (controleer
eerst de elektrische aansluitingen), moet de
pomp uit het water gehaald en gecontroleerd
worden op verstoppingen.
VOORSCHRIFTEN VOOR VEILIGHEID,
HYGIENE EN GEZONDHEIDSBESCHERMING.
Alle werkzaamheden aan de pomp
alleen bij uitgeschakelde stroomtoevoer
uitvoeren. (goed controleren dat pomp
niet onder spanning staat).
Indien de pomp ondergedompeld is
in gevaarlijke vloeistoffen of de
omgeving bevat giftige stoffen,
controleer of alle noodzakelijke
voorzorgsmaatregelen zijn
genomen om ongelukken te
voorkomen.
Elke pomp die inspectie of reparatie behoeft
dient voor het inpakken/verzenden
zorgvuldig afgetapt en gereinigd te worden.
Bespuit alle toegankelijke delen met water.
Om te voorkomen dat er
schade aan de mechanische
of electrische delen ontstaan,
dienen de pompen veilig
geisoleert te worden van electrische
energieplaatsen (voor herplaatsing).
7. Demontage
Voor demontage en montage dient men de
montagetekening te bestuderen.
Bij verwijdering van de moeren (GX) of schroeven
(GM) (12.20) en pomphuisdeksel kunt u controleren
of de waaier soepel met de hand ronddraait en kunt
u de andere onderdelen schoonmaken.
Bij demontage van de waaier verwijder de
waaiermoer (28.04).
Gebruik de gaten (draad) om de
GMV
waaier te
demonteren.
Andere delen hoeven niet gedemonteerd te
worden.
Als de mechanical seal (36.00) en de oliekamer
geinspecteert moeten worden, volg deze instructies.
LET OP: er kan een lichte druk in de
oliekamer optreden.
Voorzichtigheid is geboden om een plotselinge
olieleegloop te vermijden.
Als de plug (14.46) met de pakking (14.47) zijn
gedemonteerd, de pomp in verticale positie
houden om de olie-kamer te ledigen.
Gebruikte olie mag niet in het milieu terecht
komen.
Door de schroeven (14.24), spie (28.20) en het
pomphuis (14.00 ) te verwijderen, kan de
mechanical seal (36.00) geinspecteert worden.
Vul de olie-kamer niet geheel met nieuwe olie.