63
VENUS PLUS - GIOIA-2
NL
LEGENDA
Toets 1
Verhoogt de gewenste temperatuur
Toets 2
Verlaagt de gewenste temperatuur
Toets 3
On / off
Toets 4
Menu
Toets 5
Verlaagt het vermogensniveau van 5 tot 1
Toets 6
Verhoogt het vermogensniveau van 1 tot 5
12
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
12.1
INLEIDING
De veiligheidsvoorzieningen hebben tot taak de risico’s op persoonlijk letsel, dierlijk letsel of materiële schade
weg te nemen.
Het is verboden deze voorzieningen onklaar te maken en de ingreep voor een eventuele reparatie door niet
geautoriseerd personeel doet de garantie en de aansprakelijkheid van de fabrikant vervallen.
Alvorens ongeacht welke ingreep uit te voeren, dient men het vuur in de verbrandingskamer
volledig uit te laten gaan, tot de kamer volledig koel is, en moet de stekker altijd uit het
stopcontact getrokken worden.
12.2
ALARM “BLACK OUT”
“ALARM ACTIEF” “AL 1 - BLACK OUT”: onderbreking van de voeding tijdens de ontsteking.
•
Verricht een reset van de fout met toets P4. De kachel voert een fase “EINDE REINIGIN” en “OFF” uit.
•
Reinig de vuurpot en herstart de kachel met toets P4.
12.3
ALARM “SONDE ROOKG”
Er is een sonde op de rookgassenafvoerpijp aangesloten die de bedrijfstemperatuur continu bewaakt.
“ALARM ACTIEF” “AL 2 - SONDE ROOKG”: de sonde is beschadigd of afgesloten
•
Verricht een reset van de fout met toets P4. De kachel voert een fase “EINDE REINIGIN” en “OFF” uit.
•
Controleer het type fout aan de hand van
.
•
Reinig de vuurpot en herstart de kachel met toets P4.
12.4
ALARM “WARM ROOKG”
Als de rookgassensonde een temperatuur van meer dan 180°C meet op de afvoer, verschijnt de tekst “WARM
ROOKG” op het display. Op dit punt wordt het brandstofdebiet (pellets) verlaagd tot fase 1.
Deze functie heeft tot doel de waarden binnen de van tevoren ingestelde gegevens terug te brengen. Als de
temperatuur om diverse redenen niet verlaagd maar verhoogd wordt, wordt bij 210°C de tekst “ALARM ACTIEF”
“AL 3 - WARM ROOKG” weergegeven en start de kachel de fase van uitschakeling.
•
Verricht een reset van de fout met toets P4. De kachel voert een fase “EINDE REINIGIN” en “OFF” uit.
•
Controleer het type fout aan de hand van
.
•
Reinig de vuurpot en herstart de kachel met toets P4.
12.5
ALARM “VENT PANNE”
“ALARM ACTIEF” AL 4 - VENT PANNE”: de rookgassenafzuiger is kapot.
•
Verricht een reset van de fout met toets P4. De kachel voert een fase “EINDE REINIGIN” en “OFF” uit.
•
Controleer het type fout aan de hand van
.
•
Reinig de vuurpot en herstart de kachel met toets P4.
12.6
ALARM “GEEN ONTSTEK”
“ALARM ACTIEF” “AL 5 - GEEN ONTSTEK”: de temperatuur is onvoldoende voor de ontsteking.
•
Verricht een reset van de fout met toets P4. De kachel voert een fase “EINDE REINIGIN” en “OFF” uit.
•
Controleer het type fout aan de hand van
.
•
Reinig de vuurpot en herstart de kachel met toets P4.
12.7
ALARM “GEEN PELLET”
Als de rookgassensensor bij de afvoer een temperatuur detecteert die lager is dan de minimumdrempel, dan
wordt de tekst “ALARM ACTIEF” “AL 6 - GEEN PELLET” getoond.