Opmerking:
Zorg ervoor dat de detector op de bevestigingsplaat wordt vastgezet en dat alle bedrading is
aangesloten en voorzien van stroom alvorens met de looptest te beginnen.
Opmerking:
Zorg ervoor dat de LED-deactivatie (SW0)
aan staat (raadpleeg hoofdstuk 7: DIP-schakelwerking).
Opmerking:
Zet, voordat u de looptest start, het
microgolfbereik (10-1) in op de minimuminstelling om
vals alarm te voorkomen.
Microgolfbereik
PIR-bereik
1. Wacht na inschakeling tenminste 2 minuten
voordat u met de looptest begint. De rode LED
knippert totdat de detector gestabiliseerd is en
wanneer gedurende 2 seconden geen beweging
waargenomen is.
2. Kijk naar de LED wanneer u naar de rand van het
gezichtsveld loopt (10-2). De LED aan de buitenkant
van het gezichtsveld licht op.
3. Herhaal stap 3 vanuit diverse richtingen totdat u het
gezichtsveld voldoende getest heeft.
De groene LED, die de rand van het PIR-
gezichtsveld identifi ceert, licht op.
Het groene LED knippert, waarmee het microgolf
grensbereik is bepaald.
4. Herhaal stap 3 vanaf de andere kant.
5. Als het benodigde bereik niet wordt gehaald,
vergroot dan de microgolfi nstelling (10-1) door het
enigszins met de klok mee te draaien.
6. Herhaal de looptest en aanpassingen totdat u de
verste grens van de vereiste instelling bereikt hebt.
Bosch Security Systems, Inc.
130 Perinton Parkway
Fairport, NY 14450-9199
www.boschsecuritysystems.com
© 2012 Bosch Security Systems, Inc.
F01U263662-02
Pagina 4 von 10
OD850
Gebruiksaanwijzing voor de installatie
van de passieve infrarooddetector
voor buitengebruik/microgolf
inbraakdetector
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Technische beschrijving
Afmetingen:
16,5 cm x 8,25 cm x
5,7 cm
Ingangsvermogen:
10 VDC t/m 15 VDC
op 22mA stand-by.
Maximale stroom 62
mA. Maak alleen gebruik
van een Listed limited
vermogensbron.
Stand-by vermogen:
Geen interne stand-by
batterij.
Alarm relais:
Form “A” Normaal
gesloten (NG),
gecontroleerd
alarmcontact opent
tijdens alarm. Form “C”
ongecontroleerd, getimed
relaiscontact gaat over
bij alarm en houdt een
programmeerbare timer
aan.
Nominale
contactwaarden:
2,5 W, 100 mA maximum,
25 VDC maximum, ,20
ohm gesloten.
Opmerking:
Alleen voor
ohmse belasting; niet
gebruiken met capacitieve
of inductieve belastingen.
Temperatuursgebied:
Het temperatuursgebied
voor alle installaties is
-35°C to +60°C.
Microgolf-frequentie:
OD850-F1: 10.525 GHz
OD850-F2: 10.588 GHz
Bereik:
15 m x 15 m
Knoei-optie:
NG (met geplaatste kap).
Contacten berekend op
125 mA maximaal, 25
VDC maximaal. Verbindt
knoeischakelaarcircuit
met een 24-uurs
beschermingscircuit.
IP-classifi catie:
54
Opties:
B335 discrete draaibare
bevestigingsarm
(meegeleverd),
B328 draaibare
bevestigingsarm, B338
plafondarm, staafarm
(meegeleverd).
Opmerking: Wanneer de
detector op deze armen
niet goed wordt uitgelijnd,
dan kan het bereik van
de detector verkleind
en de grootte van het
onwaarneembare gebied
vergroot worden.
Installeer de detector niet waar de PIR of microgolf in
constant alarm verkeert (LED aan). De LED staat uit bij
correcte installatie.
Niet richten op verkeer.
Niet installeren waar hangende informatieborden,
bomen of andere objecten door de wind binnen het
gezichtsveld bewogen kunnen worden, of waar dieren in
het wild binnen het gezichtsveld kunnen betreden.
Bevestig de detector op een stevige en trilvrije
ondergrond.
Waarschuwing!
-
Sluit elektriciteit alleen aan wanneer alle
aansluitingen zijn gemaakt en geïnspecteerd.
Overvloedige bedrading niet in de detector oprollen.
-
Sluit geen enkele terminal aan op een
vermogensbron die meer dan 25 VDC levert.
SELV
In sommige landen dient het relais alleen aangesloten
te worden op een Safety Extra-Low Voltage (SELV)
circuit.
Aandachtspunten voor
installatie
Microgolfbereik
PIR-bereik
Benedenzichtgebied
Opmerking:
Bij het bepalen van de geschikte
bevestigingshoogte voor uw systeem (vooral wanneer
het terrein niet effen is) is het bovenste onderdeel het
sterkst en reageert het sneller op de aanwezigheid van
een indringer. Ieder onderdeel dat in het bovenaanzicht
(3-1) is afgebeeld heeft dezelfde zijaanzicht (3-2)
confi guratie.
Gezichtsvelden
1. Selecteer een bevestigingsplek. Bevestig de sensor waar een indringer het meest waarschijnlijk het
gezichtsveld zou kunnen doorkruisen.
2. Bevestig de detector 2,10 tot 2,70 meter boven de vloer. Aanbevolen: 2,1 m
Opmerking:
Aanbevolen bevestigingshoogten zijn gebaseerd op effen oppervlakten. Stel de bevestigingshoogte
en detectorhoek af om het beste bereik te verkrijgen wanneer het terrein niet vlak is.
3. Schuif de bevestigingsplaat naar beneden (4-1) totdat u een klik hoort en verwijder het van de kap.
4. Bevestig de bevestigingsplaat volgens één van de volgende opties:
Opmerking:
Het waterproofl abel niet van de bevestigingsplaat verwijderen (4-2). Duw de bevestigingsschroeven
door het label heen indien nodig.
-
Bevestiging met een enkele elektrische doos.
1. Installeer een enkele elektrische doos op de plaats van de detector.
2. Bevestig de bevestigingsplaat (4-3) met de geschikte schroeven op de enkele elektrische doos.
-
Bevestiging zonder een elektrische doos.
1. Selecteer een geschikte bevestigingsplaats.
2. Gebruik de bevestigingsplaat (4-1) als mal om de plaats van de bevestigingsschroeven en de
bedradingen te markeren.
3. Bevestig de bevestigingsplaat (4-1) aan de muur met de geschikte schroeven.
-
Bevestigen met behulp van de meegeleverde B335-arm of een optionele arm. Gebruik de instructies van de
arm om de bevestigingsarm op het juiste bevestigingsoppervlak te bevestigen.
-
Bevestig de B335-arm op de bevestigingsplaat. (4-4).
-
Bevestig de B328-arm op de bevestigingsplaat. (4-5).
-
Bevestig de B338-arm op de bevestigingsplaat. (4-6).
-
Bevestig op de staaf met behulp van de meegeleverde arm.
Opmerking:
Niet op hekpalen plaatsen die in de wind kunnen bewegen.
- Bevestig de arm (4-7) op de bevestigingsplaat (4-8) met behulp van de daarvoor bestemde schroeven
en bevestigingsgaten.
- Twee slangklemmen (niet meegeleverd) die groot genoeg zijn en rond de staaf passen worden
aanbevolen om de bevestigingsplaat van de detector op de staaf te bevestigen.
Bevestiging
De unit heeft een ingebouwde knoeidekking die een
signaal afgeeft wanneer de detector unit (4-9) van
de bevestigingsplaat (4-1) wordt gescheiden. De unit
kan ook zo geïnstalleerd worden dat de knoei-optie
een signaal afgeeft wanneer de gehele unit van het
oppervlak waarop deze is bevestigd wordt getrokken.
Opmerking:
De knoei-opties die van toepassing zijn
op de muur en de kap zijn alleen beschikbaar wanneer
de unit op een oppervlak is bevestigd. De knoei-optie
die van toepassing is op de kap is beschikbaar met alle
bevestigingsmogelijkheden.
Bepaal of de knoeischakelaar ingeschakeld moet
worden voor de knoei-optie voor de kap, of voor de
muur en de kap.
-
Knoei-opties voor de muur en de kap: Gebruik
de daarvoor bestemde schroef om de
bevestigingsplaat van de knoei-sectie (5-1) tegen
de muur te bevestigen.
-
Knoei-optie voor de kap: Bevestig de
bevestigingsplaat van de knoei-sectie (5-1) niet
tegen de muur.
Knoei-opties
Terminal
Label
Functie
1
(-)
Ingangsvermogen: Gebruik
tenminste een 22 AWG (0,8
mm) aderpaar tussen de unit
en de energiebron.
2
(+)
3
NG
Alarmrelais
4
G
5
T
Knoei-optie
6
T
7
NG
Getimede
alarmrelaiscontacten
8
G
9
NO
Bedrading
(7-1) Aan
(7-2) Uit
Schakelaar
Functie
Omschrijving
Schakelaarpositie
0
LED
gedeactiveerd
Bepaalt of de LED oplicht tijdens
alarmsituaties.
Standaard fabrieksinstelling AAN
AAN:
LED geactiveerd
UIT:
LED gedeactiveerd
1
PIR
gevoeligheid
Standaard:
Minimaliseert valse
alarmen. Tolereert omgevingsextremen.
Medium:
Te gebruiken waar een
indringer zich over slechts een klein deel
van het bewaakte gebied zou kunnen
verplaatsten.
Tolereert normale omstandigheden.
Opmerking:
De detector wordt in de
standaardmodus aangeleverd.
AAN:
Standaard
UIT:
Medium
2 en 3
Getimede
relais-outputs
Form “C” ongecontroleerd, getimed
relais contact dat 1 seconde na het
alarm overgaat. Het maakt gebruik
van een timer die door de gebruiker
geselecteerd kan worden. De tijd loopt
af op de tijd die na het laatste alarm is
ingesteld. Na ieder nieuw alarm vervalt
de ingestelde tijd.
SW2
SW3
Relais
activatietijd
UIT
UIT
2 sec
AAN
UIT
1 min
UIT
AAN
5 min
AAN
AAN
10 min
4
EN/OF
modus
Bepaalt of de detector alarm
geeft in de EN-modus (wanneer
beide technologieën tegelijk een
alarmsituatie waarnemen) of in de
OF-modus (wanneer de PIR of de
microgolftechnologie een alarmsituatie
waarneemt).
Opmerking:
De
OF
-modus wordt voor
het merendeel van de installaties niet
aanbevolen. De OF-modus verschaft in
sommige omstandigheden een snellere
detectie. Het kan de kans op loos
alarm vergroten omdat de detector het
alarmrelais activeert op basis van de
input van één technologie.
AAN:
EN-modus
(aanbevolen)
UIT:
OF-modus, u moet ook
de geleidingsbrug (4-10)
scheiden.
OPMERKING:
OR-modus is niet conform
EN50130-5
5
Niet gebruikt
6
Niet gebruikt
DIP-schakelconfi guratie
LED-indicator
Conditie
Groen
Constant
PIR-alarm
Knipperend
Microgolf-alarm
Rood
Constant
Tweevoudig alarm
(beide technologieën)
Knipperend
Opstarten
LED-display
1. Wanneer alle bedrading op de detector is
aangesloten, maar niet op de voedingsbron, en alle
instellingen zijn voltooid, schuif dan de detectorunit
(4-9) op de bevestigingsplaat (4-1) en naar beneden
totdat hij stevig op zijn plaats zit. Zorg dat de
bedrading niet beklemd zit.
2. Draai het sluitmechanisme (9-1) met een
platkopschroevendraaier 180
o
om de detector op de
bevestigingsplaat vast te zetten (9-2). Gebruik geen
overdadige kracht.
Het bevestigen van de detector
aan de bevestigingsplaat
Looptest
EN 50130-5 Environmental Class II
IP30 IK04 (EN 60529, EN 62262)
LET OP!
Schakel de stroom pas in wanneer alle aansluitingen tot
stand zijn gebracht en zijn gecontroleerd. Wikkel geen
kabels op in de detector. Gebruik geen dunnere kabels
dan 0,8 mm in de klemmenstrook.
Conformiteit
Opmerking:
Deze apparatuur is getest en voldoet aan
de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B,
volgens deel 15 van de FCC-richtlijnen. Deze beperkin-
gen bieden redelijke bescherming tegen schadelijke
storing wanneer deze apparatuur in een huisinstal-
latie wordt gebruikt. Deze apparatuur veroorzaakt en
gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen
en kan, wanneer deze niet wordt geïnstalleerd en
gebruikt volgens de instructies, schadelijke storing aan
radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen
garantie dat in een bepaalde installatie geen storing zal
plaatsvinden. Wanneer deze apparatuur de ontvangst
van radio en televisie stoort, wat kan worden vast-
gesteld door de apparatuur uit en in te schakelen, wordt
de gebruiker aanbevolen de storing op te heffen door
een of meer van de volgende maatregelen te treffen:
-
Verander de richting en locatie van de
ontvangstantenne.
-
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de
ontvanger.
-
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van
een andere groep dan waarop de ontvanger is
aangesloten.
-
Raadpleeg de dealer of een ervaren radio/tv-
technicus.
Dit product is bedoel voor gebruik in de volgende landen
binnen de Europese Unie en in andere landen buiten de
Europese Unie:
OD850-F1: Oostenrijk, België, Denemarken, Finland,
Griekenland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen,
Spanje, Zweden, Italië
OD850-F2: Frankrijk, Verenigd Koninkrijk