8. Inbedrijfstelling
8.1
Inbouw van de CCU-Modul
!
De inbouwplaats van de CCU-Modul moet zodanig worden
gekozen dat
$
alle veiligheidsinrichtingen of componenten (bijvoor-
beeld airbag, knieairbag, stuurwiel en stuurkolom,
pedalen met hefboom, schakelstangen, stelmechaniek
van ventilatormotoren en instelelementen, draaiende
en bewegende delen, handremhefboom, enzovoort)
niet in het goed functioneren worden beïnvloed.
$
CCU-Modul niet in de directe omgeving van elektro-
magneten (luidsprekers, ventilatormotoren, instele-
lementen, enzovoort) wordt geïnstalleerd, omdat de
GPS-ontvanger van de CCU-Modul door de elektromag-
netische stralen kunnen worden gestoord.
$
CCU-Modul niet in de buurt van warmtewisselaars en
de kanalen daarvan (airconditioning, verwarming, enzo-
voort) wordt geïnstalleerd, omdat door de warmte-ont-
wikkeling oververhitting van of condensvorming op de
elektronica, SIM-kaart enzovoort kan ontstaan.
$
CCU-Modul zich in de buurt van de OBD-interface of in
de buurt van de te gebruiken spanningsvoorziening van
het voertuig bevindt.
$
CCU-Modul zodanig installeren dat er geen contact met
personen mogelijk is. De minimumafstand van 5 mm
tot aan het torso aanhouden.
$
CCU-Modul met voldoende plaats kan worden inge-
bouwd en bevestigd.
$
een contact van de CCU-Modul of de aansluitkabel met
hete componenten wordt voorkomen.
$
de aansluitkabel niet wordt bekneld of onnatuurlijk
wordt gebogen.
$
geen andere leidingen of kabels in werking worden
beïnvloed of bekneld.
$
de mantels/afdekkingen bij het samenbouwen weer
goed sluiten.
i
Bepaalde voertuigen zijn met voorruiten uitgevoerd, die
zijn voorzien van verwarmingsdraden of een metalen
zonweringslaag. In deze gevallen moet u rekening houden
met storingen bij de GPS- en GSM-ontvangst. De mees-
te fabrikanten laten echter onbehandelde plekken vrij,
meestal in het midden boven het dashboard of achter de
achteruitkijkspiegel voor het naderhand installeren van
GPS-techniek.
i
De montage moet worden uitgevoerd op een glad opper-
vlak, zonder verhogingen van bijvoorbeeld schroeven, ver-
stevigingen enzovoort. Indien dit niet mogelijk is, moeten
de componenten extra worden beschermd door gebruik te
maken van de bevestigingsplaat. Tussen bevestigingsplaat
en de component moet dubbelzijdig plakband worden
gebruikt.
8.2
plaats
!
Om fouten te vermijden, moet de inbedrijfstelling altijd in
de beschreven volgorde worden uitgevoerd.
Voorwaarden:
R
OBD-diagnosetester of werkplaatstester voor het uitlezen
en wissen van het foutgeheugen.
R
Accu van het voertuig heeft in rusttoestand een normale
oplaadtoestand van ~12 V.
1.
OBD-interface in het voertuig zoeken (zie ESI[tronic],
instructies van de voertuigfabrikant of internetfora opvol-
gen).
2.
Met de OSB-diagnosetester of werkplaatstester het fout-
geheugen van het voertuig uitlezen en wissen (ook wan-
neer het foutgeheugen geen fouten bevat!).
3.
OBS-diagnosetester of werkplaatstester opnieuw verwijde-
ren.
4.
Geschikte inbouwplaats in de buurt van de OBD-interface
of in de buurt van de te gebruiken spanningsvoorziening
zoeken.
5.
Mantel/afdekking in het voertuig verwijderen (zie monta-
geaanwijzingen van de voertuigfabrikant).
6.
Aansluitkabel zodanig installeren dat andere bouwdelen
niet in de werking worden beïnvloed of gestoord (bv.
stuurinrichting, transmissie, pedalen...).
!
Als er tijdens de inbouw een regeleenheid aangesloten of
een kabel losgemaakt is, dan moet na de inbouw van de
CCU-Modul het foutgeheugen gecontroleerd en bij actieve
fout worden gewist.
7.
Afdekklep op CCU-Modul voorzichtig met een schroeven-
draaier openen.
Afb. 3:
Openen van de afdekklep
1 689 989 295
2017-06-27
|
Robert Bosch GmbH
4 | CCU-Modul | Inbedrijfstelling
nl