NEDERL
ANDS
INSTALLATIEHANDLEIDING
LET OP! Belangrijke veiligheidsinstructies. De waarschuwingen en de instructies
die met het product meegeleverd worden zorgvuldig lezen en volgen, aangezien
verkeerde installatie schade aan personen, dieren of voorwerpen kan veroorzaken.
De waarschuwingen en de instructies geven belangrijke aanwijzingen over de
veiligheid, de installatie, het gebruik en het onderhoud. De instructies bewaren
om ze aan de technische folder toe te voegen voor toekomstige raadpleging.
ALGEMENE VEILIGHEID
Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het gebruik aangegeven
in deze documentatie. Soorten gebruik anders dan hetgeen aangegeven, zouden
schade aan het product en gevaar kunnen veroorzaken.
- De constructie-elementen van de machine en de installatie moeten overeenkomstig
de volgende Europese Richtlijnen zijn, indien toepasbaar: 2004/108/CE, 2006/95/CE,
2006/42/CE, 89/106/CE, 99/05/CE en daaropvolgende wijzigingen. Voor alle landen
buiten de EEG is het voor een goed veiligheidsniveau nuttig om naast de nationaal
geldende normen, ook de genoemde normen in acht te nemen.
- Het Bedrijf wijst iedere willekeurige verantwoordelijkheid af voortkomende uit een
verkeerd gebruik of een ander gebruik dan het voorbestemde gebruik en dat aan-
gegeven in deze documentatie, evenals uit het niet in acht nemen van het Goed
Gebruik bij de constructie van de sluitingen (deuren, hekken, etc..) en uit de vervor-
mingen die tijdens het gebruik zouden kunnen optreden.
- De installatie moet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel (professio-
nele installateur, volgens EN12635), met inachtneming van het Goed Gebruik en de
geldende normen.
- Alvorens het product te installeren, alle structurele wijzigingen aanbrengen betref-
fende de verwezenlijking van de vrijboorden en de beveiliging of afscheiding van
alle zones met gevaar voor pletting, snijden, meeslepen en algemeen gevaar, vol-
gens hetgeen voorgeschreven wordt door de normen EN 12604 en 12453 of even-
tuele plaatselijke installatienormen. Controleren of de bestaande structuur over de
noodzakelijke vereisten beschikt wat betreft stevigheid en stabiliteit.
- Alvorens te beginnen met de installatie, de goede toestand van het product controleren.
- Het bedrijf is niet verantwoordelijk voor het niet naleven van het Goed Gebruik bij
de constructie en het onderhoud van de te motoriseren kozijnen, en van de vervor-
mingen die zich tijdens het gebruik kunnen voordoen.
- Controleren of het opgegeven temperatuurinterval compatibel is met de plek be-
stemd voor de installatie van het automatiseringssysteem.
- Dit product niet in een explosieve omgeving installeren: de aanwezigheid van gas of
ontvlambare rookgassen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid.
- De stroomvoorziening uitschakelen vóór wat voor werkzaamheden dan ook aan de
installatie. Ook eventuele bufferbatterijen loskoppelen, indien aanwezig.
-
Voordat men de elektrische voeding aansluit, moet men controleren of de gegevens
op de plaat overeenstemmen met die van het elektriciteitsnet en of er stroomop-
waarts de elektrische installatie een geschikte differentiële drukschakelaar en een
geschikte bescherming tegen overstroom staat. Op het voedingsnet van het auto-
matiseringssysteem een omnipolaire (magneet)schakelaar voorzien waarmee een
volledige uitschakeling mogelijk is in de omstandigheden van overspanningscate-
gorie III.
- Controleren of er zich aan het begin van het voedingsnet een aardlekschakelaar bevindt
die de drempel van max. 0,03A en de geldende normen niet overschrijdt.
- Controleren of het aardingssysteem correct is uitgevoerd: alle metalen delen van
de sluiting (deuren, hekken, etc.) en alle onderdelen van de installatie voorzien van
aardingsklemmen aarden.
- De installatie moet worden uitgevoerd met gebruik van veiligheidsinrichtingen en
bedieningen overeenkomstig EN 12978 en EN12453.
- De botsingskrachten kunnen verminderd worden door middel van het gebruik van
vervormbare randen.
- In het geval dat de botsingskrachten de door de normen voorziene waarden over-
schrijden, inrichtingen aanbrengen die gevoelig zijn voor elektriciteit of druk.
- Alle veiligheidsinrichtingen (fotocellen, gevoelige randen, etc.) aanbrengen die
noodzakelijk zijn om het gebied te beschermen tegen gevaren voor botsing, plet-
ting, meeslepen en snijden. Rekening houden met de geldende normen en richtlij-
nen, de criteria van het Goed Gebruik, het gebruik, de installatieomgeving, de wer-
king van het systeem en de door het automatiseringssysteem ontwikkelde krachten.
- De door de geldende normen voorziene signalen aanbrengen om de gevaarlijke zo-
nes aan te duiden (de restrisico’s). Iedere installatie moet op zichtbare wijze worden
geïdentificeerd volgens hetgeen voorgeschreven door de EN13241-1.
- Na de installatie voltooid te hebben, een identificatieplaat van de deur / het hek
aanbrengen.
- Dit product mag niet worden geïnstalleerd op vleugels waarin deuren zijn opgeno-
men (tenzij de motor uitsluitend kan worden geactiveerd wanneer de deur dicht is).
- Als het automatiseringssysteem is geïnstalleerd op een hoogte van minder dan 2,5
m of als het toegankelijk is, is het noodzakelijk een passende beschermingsgraad
van de elektrische en mechanische delen te garanderen.
- Iedere willekeurige vaste bediening zo installeren, dat deze geen gevaar vormt en
ver van beweegbare delen is. In het bijzonder de bedieningen bij aanwezige persoon
moeten direct zichtbaar zijn vanaf het geleide deel, en, tenzij het gaat om bedieningen
met sleutel, moeten deze worden geïnstalleerd op een hoogte van minstens 1,5 m en
zodanig dat ze niet toegankelijk zijn voor het publiek.
- Minstens één signaleringsinrichting (knipperend) aanbrengen in een zichtbare posi-
tie, en daarnaast een bordje “Let op” aan de structuur bevestigen.
- Op permanente wijze een etiket aanbrengen met betrekking tot de werking van de
handmatige deblokkering van het automatiseringssysteem en dit in de buurt van de
manoeuvreringsinrichting aanbrengen.
- Zorg ervoor dat tijdens de manoeuvre de mechanische risico’s vermeden en bevei-
ligd worden en dan met name de botsing, de pletting, het meeslepen, het snijden
tussen geleide deel en omliggende delen.
- Na de installatie te hebben uitgevoerd, zich ervan verzekeren dat de instelling van
het automatiseringssysteem van de motor juist is uitgevoerd en dat de beveiligings-
en deblokkeringssystemen juist functioneren.
- Uitsluitend originele reserveonderdelen gebruiken voor alle onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden. Het Bedrijf wijst iedere willekeurige verantwoordelijkheid af uit
veiligheidsredenen en vanwege de goede werking van het automatiseringssysteem,
als er onderdelen van andere fabrikanten gebruikt worden.
- Geen enkele wijziging uitvoeren aan de componenten van het automatiseringssys-
teem, indien niet uitdrukkelijk door het Bedrijf geautoriseerd.
- De gebruiker van de installatie instructies geven wat betreft de restrisico’s, de toege-
paste bedieningssystemen en de uitvoering van de handmatige openingsmanoeuvre
in geval van nood: de gebruikershandleiding aan de eindgebruiker overhandigen.
- Verpakkingsmaterialen (plastic, karton, polystyrol, etc.) verwerken volgens hetgeen
voorzien is door de geldende normen. Nylon zakjes en polystyrol buiten bereik van
kinderen bewaren.
Al hetgeen niet uitdrukkelijk voorzien is in de installatiehandleiding, is
niet toegestaan. De goede werking van de controller is alleen gegaran-
deerd, als de vermelde gegevens in acht worden genomen. Het bedrijf is
niet gehouden zich te verantwoorden voor de schade veroorzaakt door
het niet in acht nemen van de aanwijzingen vermeld in deze handleiding.
Terwijl de hoofdkenmerken van het product ongewijzigd blijven, behoudt
het Bedrijf zich het recht voor om op ieder willekeurig moment die wijzi-
gingen aan te brengen die zij geschikt acht om het product technisch,
constructief en commercieel gezien te verbeteren, zonder deze publicatie
te hoeven bijwerken.
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
AANSLUITINGEN
LET OP!
Gebruik voor de aansluiting op het netwerk: meeraderige kabel met een
doorsnede van min. 5x1,5 mm
2
of 4x1,5 mm
2
voor driefase voeding of 3x1,5 mm
2
voor eenfase voeding (de kabel moet bijvoorbeeld van het type H05 VV-F met
doorsnede 4x1,5 mm
2
zijn).Voor de aansluiting van de hulpapparatuur geleiders
gebruiken met een doorsnede van min. 0,5 mm
2
.
- Uitsluitend drukknoppen gebruiken met een werkbelasting van min. 10A-250V.
- De geleiders moeten verbonden worden door een extra bevestiging in de buurt
van de klemmen (bijvoorbeeld met behulp van bandjes) om de delen onder
spanning duidelijk gescheiden te houden van de delen met zeer lage veiligheids-
spanning.
- Tijdens de installatie moet de stroomtoevoerkabel van zijn bekleding ontdaan
worden, zodat de aansluiting van de aardgeleider op de geschikte klem mogelijk
wordt, terwijl de actieve geleiders echter zo kort mogelijk gelaten worden. De
aardgeleider moet de laatste zijn die gerekt wordt in geval van losraken van de
bevestigingsinrichting van de kabel.
OPGELET!
de geleiders met zeer lage veiligheidsspanning moeten fysiek geschei-
den worden van de geleiders met lage spanning.
De toegang tot de delen onder spanning mag uitsluitend mogelijk zijn voor het
gekwalificeerde personeel (professionele installateur)
CONTROLE VAN HET AUTOMATISERINGSSYSTEEM EN ONDERHOUD
Alvorens het automatiseringssysteem in werking te stellen, en tijdens de onder-
houdswerkzaamheden, nauwgezet het volgende nagaan:
- controleren of alle onderdelen stevig zijn bevestigd;
- de opstart- en stophandelingen in het geval van de handmatige besturing controle-
ren;
- de normale of gepersonaliseerde werking controleren.
- Alleen voor schuifhekken: de correcte ineengrijping tandheugel-rondselas met
een speling van 2 mm over de hele tandheugel controleren; de looprail altijd
schoon houden en vrij van afval.
- Alleen voor schuifhekken en –deuren: controleren of de glijrail recht en horizon-
taal is en of de wielen geschikt zijn voor het gewicht van het hek.
- Alleen voor hangende schuifhekken (Cantilever): controleren of het hek niet zakt
of trilt tijdens de manoeuvre.
- Alleen voor vleugelpoorten: controleren of de rotatie-as van de vleugels perfect
verticaal is.
- Alleen voor slagbomen: alvorens het deurtje te openen, moet de veer ontladen
zijn (slagboom verticaal).
- De juiste werking van alle veiligheidsinrichtingen controleren (fotocellen, gevoe-
lige randen, etc.) en de correcte afstelling van de antibeklemmings-veiligheidsin-
richting door te controleren of de waarde van de botsingskracht gemeten in de
punten voorzien door de norm EN12445, lager is dan hetgeen aangegeven in de
norm EN 12453.
- De botsingskrachten kunnen verminderd worden door middel van het gebruik
van vervormbare randen.
- De functionaliteit van de noodmanoeuvre controleren, indien aanwezig.
- De openings- of sluitingshandeling met de aangebrachte bedieningsinrichtin-
gen controleren.
- De goede toestand van de elektrische aansluitingen en van de bekabelingen
controleren, met name de status van de isolatiekousen en de kabelleiders.
- Tijdens het onderhoud de reiniging van de optieken van de fotocellen uitvoeren.
- Voor de periode waarin het automatiseringssysteem buiten bedrijf is, de nood-
deblokkering activeren (zie paragraaf “NOODMANOEUVRE”) om het geleide deel
los te maken en zo de handmatige opening en sluiting van het hek mogelijk te
maken.
- Indien de voedingskabel beschadigd is, moet deze vervangen worden door de
fabrikant of door diens technische assistentiedienst of alleszins door een persoon
met een soortgelijke kwalificatie, teneinde alle risico’s te voorkomen.
- Als er inrichtingen type “D” geïnstalleerd worden (zoals gedefinieerd door
EN12453),die anders dan trusted aangesloten zijn, verplicht halfjaarlijks onderhoud
voorschrijven.
- Het onderhoud dat hierboven is beschreven moet minstens eenmaal per jaar of
vaker als de plaats of de installatie dit vereist, worden verricht.
LET OP!
Vergeet niet dat de motoraandrijving een gemak is bij het gebruik van het hek /
de poort en geen oplossing biedt voor problemen door defecten en installatiege-
breken of gebrek aan onderhoud.
SLOOP
De materialen moeten verwijderd worden met inachtneming van de
geldende normen. Uw niet meer gebruikte apparaat, de lege batterijen
of accu’s niet bij het huisvuil weggooien. U bent er verantwoordelijk voor
al uw afval van elektrische of elektronische apparatuur weg te brengen
naar een inzamelpunt voor de recycling ervan.
ONTMANTELING
In het geval dat het automatiseringssysteem gedemonteerd wordt om op een an-
dere plek opnieuw gemonteerd te worden, is het nodig:
- De stroomvoorziening uit te schakelen en de hele elektrische installatie los te kop-
pelen.
- De actuator van de bevestigingsbasis te verwijderen.
- Alle onderdelen van de installatie te demonteren.
- In het geval dat enkele onderdelen niet verwijderd kunnen worden of bescha-
digd blijken te zijn, deze vervangen.
DE VERkLARING VAN OVEREENSTEMMING kUNT U RAADPLEGEN OP DE
WEBSITE: WWW.BfT.IT IN HET DEEL PRODUCTEN
AVVERTENZE PER L’INSTALLATORE D811766_12
2) ALGEMEEN
Het bedieningspaneel
LEO B CBB 3 230 L01
wordt door de fabrikant met standaard
instellingen geleverd. Wat voor wijziging dan ook moet worden ingesteld door middel
van het geïntegreerde programmeerbare display of door middel van de universele
programmeerbare palmtop.
De voornaamste kenmerken zijn:
- Controle van 1 eenfase motor
- Elektronische koppelafstelling met obstakeldetectie
- gescheiden ingangen voor de veiligheden
- Configureerbare bedieningsinputs
- Input controle ENCODER
De kaart is uitgerust met een verwijderbare verbindingsstrip om het onderhoud
of de vervanging eenvoudiger te maken. De kaart wordt geleverd met een serie
voorbedrade bruggen om het werk van de installateur te vergemakkelijken.
De bruggen hebben betrekking op de klemmen: 70-71, 70-72, 70-74, 76-77.
Als bovengenoemde klemmen gebruikt worden, de desbetreffende bruggen
verwijderen.
CONTROLE
Het paneel
LEO B CBB 3 230 L01
voert de controle uit van de bedrijfsrelais en van
de veiligheidsinrichtingen (fotocellen), vóór het uitvoeren van iedere openings- en
sluitingscyclus. In geval van storingen de normale werking van de aangesloten
inrichtingen en de bekabelingen controleren.
3) TECHNISCHE GEGEVENS
Voeding
230V~ ±10% 50Hz*
Isolatie netwerk/lage spanning
> 2MOhm 500V
Bedrijfstemperatuur
-10 / +55°C
Thermische beveiliging
Binnen in de motor
Diëlektrische sterkte
netwerk/bt 3750V~ gedurende 1 minuut
Maximum vermogen motor
750W
Voeding accessoires
24V~ (180mA max. absorptie)
24V~safe (180mA max. absorptie)
AUX 3
N.O. contact
(24V~/3W max.)
Knipperlicht
230V~ 40W max
Afmetingen
zie
Fig. A
Zekeringen
zie
Fig. B
Beschermingsgraad
IP54
(*
andere voedingen beschikbaar op aanvraag)
4) AANSLUITINGEN AANSLUITKAST Fig. B
Klem
Definitie
Beschrijving
Vo
eding
L
FASE
Eénfasige voeding 230V~ ±10%, 50-60Hz, met aardingskabel.
N
NEUTRAAL
gND
AARDE
M
ot
or
10
OPEN1 + COND1
Aansluiting motor.
OPEN1 + COND1 Opening Motor en condensator
gEM1 gemeenschappelijk Motor
COND1 Sluiting Motor en condensator
11
gEM1
12
COND
Au
x
20
LAMP 230v
Uitgang zwaailicht 230V max 400W.
21
26
AUX 3 - VRIJ CONTACT (N.O.)
(Max 24V 3W)
Contact N.O. (24 V~/3W max).
Alleen bruikbaar met het tweede kanaal van de radio-ontvanger ingeschakeld in de speciaal daartoe bestemde
connector.
27
ENC
ODER
40
- REF SWE
Voeding ENCODER
41
+ REF SWE
42
A RS485
Communicatie ENCODER
43
B RS485
Vo
eding ac
-
cessoir
es
50
24V-
Uitgang voeding accessoires.
51
24V+
52
24 Vsafe+
Uitgang voeding voor trusted veiligheidsinrichtingen (zender fotocellen en zender gevoelige rand).
Uitgang alleen actief tijdens de manoeuvrecyclus.
Commando
’s
60
Normaal
Normaal ingangen IC 1 en IC 2
61
IC 1
Configureerbare ingang van commando 1 (N.O.) - Default START E.
START E / START I / OPEN / CLOSE / PED / TIMER / TIMER PED
Raadpleeg de tabel "Configuratie van de commando-ingangen".
62
IC 2
Configureerbare ingang van commando 2 (N.O.) - Default PED.
START E / START I / OPEN / CLOSE / PED / TIMER / TIMER PED
Raadpleeg de tabel "Configuratie van de commando-ingangen”.
63
Normaal
Normaal ingangen IC 3 en IC 4
64
IC 3
Configureerbare ingang van commando 1 (N.O.) - Default OPEN.
START E / START I / OPEN / CLOSE / PED / TIMER / TIMER PED
Raadpleeg de tabel "Configuratie van de commando-ingangen".
65
IC 4
Configureerbare ingang van commando 2 (N.O.) - Default CLOSE.
START E / START I / OPEN / CLOSE / PED / TIMER / TIMER PED
Raadpleeg de tabel "Configuratie van de commando-ingangen".
Veiligheden
70
Normaal
Normaal ingangen STOP, SAFE 1 en SAFE 2
71
STOP
Het commando onderbreekt de manoeuvre. (N.C.)
Indien niet gebruikt, de brug niet verwijderen.
72
SAFE 1
Configureerbare veiligheidsingang 1 (N.C.) - Default PHOT.
PHOT / PHOT TEST / PHOT OP / PHOT OP TEST / PHOT CL / PHOT CL TEST / BAR / BAR TEST / BAR 8K2
Raadpleeg de tabel "Configuratie van de veiligheidsingangen".
73
FAULT 1
Ingang controle veiligheidsinrichtingen aangesloten op SAFE 1.
74
SAFE 2
Configureerbare veiligheidsingang 2 (N.C.) - Default BAR.
PHOT / PHOT TEST / PHOT OP / PHOT OP TEST / PHOT CL / PHOT CL TEST / BAR / BAR TEST / BAR 8K2
Raadpleeg de tabel "Configuratie van de veiligheidsingangen".
75
FAULT 2
Ingang controle veiligheidsinrichtingen aangesloten op SAFE 2.
76
Normaal
Normaal ingangen SAFE 3
77
SAFE 3
Configureerbare veiligheidsingang 3 (N.C.) - Default PHOT OP.
PHOT / PHOT TEST / PHOT OP / PHOT OP TEST / PHOT CL / PHOT CL TEST / BAR / BAR / TEST
Raadpleeg de tabel "Configuratie van de veiligheidsingangen".
78
FAULT 3
Ingang controle veiligheidsinrichtingen aangesloten op SAFE 3.
A
nt
enne
Y
ANTENNE
Ingang antenne.
Een antenne gebruiken afgestemd op 433MHz. Voor de aansluiting Antenne-Ontvanger coaxiaalkabel Rg58
gebruiken. De aanwezigheid van metalen massa's op de antenne, kan de radio-ontvangst storen. In geval van
gebrekkige reikwijdte van de zender, de antenne naar een meer geschikt punt verplaatsen.
#
SHIELD
LEO B CBB 3 230 L01-
43
D811828 00100_02