82
02/ 2020
BENNING CM 1–4
2. Veiligheidsvoorschriften
Dit apparaat is vervaardigd en getest volgens de voorschriften:
DIN VDE 0411 deel 1/ EN 61010-1
DIN VDE 0411 deel 2-032/EN 61010-2-032
DIN VDE 0411 deel 2-033/EN 61010-2-033
DIN VDE 0411 deel 031/EN 61010-031
en heeft, vanuit een veiligheidstechnisch oogpunt, de fabriek verlaten in een per
-
fecte staat. Om deze staat te handhaven en om zeker te zijn van gebruik zonder
gevaar, dient de gebruiker goed te letten op de aanwijzingen en waarschuwingen
zoals aangegeven in deze gebruiksaanwijzing. Een verkeerd gebruik en niet-na
-
leving van de waarschuwingen kan ernstig
letsel
of de
dood
tot gevolg hebben.
Wees extreem voorzichtig tijdens het werken met blanke draden
of hoofdleidingen. Contact met spanningsvoerende leidingen
kan elektrocutie veroorzaken.
De BENNING CM 1-4 mag alleen worden gebruikt in elektrische
circuits van overspanningscategorie III met max. 1000 V ten op-
zichte van aarde of overspanningscategorie IV met 600 V ten
opzichte van aarde.
Gebruik alleen passende meetsnoeren voor deze. Bij metingen
binnen de meetcategorie III of de meetcategorie IV mag het uit-
stekende geleidende gedeelte van een contactpunt op de veilig-
heidsmeetleidingen niet langer zijn dan 4 mm.
Voor metingen binnen de meetcategorie III en de meetcategorie
IV moeten de bij de set gevoegde, met CAT III en CAT IV aange-
duide opsteekdoppen op de contactpunten worden gestoken.
Deze maatregel dient ter bescherming van de gebruiker.
Bedenk dat werken aan installaties of onderdelen die onder
spanning staan, in principe altijd gevaar kan opleveren. Zelfs
spanningen vanaf 30 V AC en 60 V DC kunnen voor mensen al
levensgevaarlijk zijn.
Zet de BENNING CM 1-4 nooit langer dan 30 seconden onder
stroom bij het meten van spanningen hoger dan 300 V. Bij span-
ningen hoger dan 300 V bedraagt de maximale inschakeltijd
tON: 30 s en de uitschakeltijd tOFF: 240 s.
Elke keer, voordat het apparaat in gebruik wordt genomen, moet
het worden gecontroleerd op beschadigingen. Ook de veilig-
heidsmeetsnoeren moeten gecontroleerd te worden.
Neem de BENNING CM 1-4 bij gebruik steeds vast aan de rub-
beren greep, achter de greepbegrenzing.
Bij constatering dat het apparaat niet meer zonder gevaar kan worden gebruikt,
mag het dan ook niet meer worden ingezet, maar zodanig worden opgeborgen
dat het, ook niet bij toeval, niet meer gebruikt kan worden.
Ga ervan uit dat gebruik van het apparaat zonder gevaar niet meer mogelijk is:
- bij zichtbare schade aan de behuizing en/ of meetsnoeren van het apparaat
- als het apparaat niet meer (goed) werkt
- na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden
- na zware belasting of mogelijke schade ten gevolge van transport of onoor
-
deelkundig gebruik, of
- het apparaat of de meetleidingen vochtig zijn.
Om gevaar te vermijden
- mogen de blanke contactpunt van de veiligheidsmeets-
noeren niet worden aangeraakt
- plaats de meetleidingen in de daartoe voorziene meetstek-
kers op de multimeter en controleer of deze goed vastzit-
ten.