86
02/ 2020
BENNING CM 1–4
7.2 Meetbereik bij gelijkspanning
Beveiliging tegen overbelasting: 1000 V
AC/DC
Functie
Meetbereik
Resolutie
Nauwkeurigheid v.d. meting
met batterijen
6,0 V - 999,9 V
0,1 V
± (1,0 % meet 4 digit)
zonder batterijen
35,0 V - 999,9 V
*2
0,1 V
De ingangsweerstand bij een spanningsmeting is afhankelijk van de geleverde
spanning: ca. 20 kΩ bij 50 V - ca. 305 kΩ bij 1000 V
U > 300 V: tON: 30 s, tOFF: 240 s
*2
Geldig voor temperaturen < 35 °C … > - 15 °C
7.3 Meetbereik voor wisselstroom
Meetbereik
Resolutie
Nauwkeurigheid v.d. meting
bij 45 Hz < f < 65 Hz
Beveiliging tegen
overbelasting
200 A
0,1 A
± (3,0 % meet 7 digit)
200 A
7.4 Meetbereik voor weerstanden
Meetbereik
Resolutie
Nauwkeurigheid v.d. meting
Beveiliging tegen
overbelasting
9999 Ω
1 Ω
± (1,5 % meet 7 Digit)
1000 V AC/DC
50,00 kΩ
0,01 kΩ
Meetspanning: ca. 0,5 V
7.5 Doorgangstest
De ingebouwde zoemer klinkt bij een weerstand R < 1,8 kΩ tot 2,7 kΩ.
Akoestische waarschuwing:
Geluidssignaal van 2,7 kHz
Optische waarschuwing:
-LED
Responstijd:
< 100 ms
Nullastspanning:
ca. 0,5 V
Beveiliging tegen overbelasting: 1000 V
AC/DC
7.6 Eenpolige buitengeleidercontrole
(fase-indicatie)
Gevoeligheid:
90 V - 1000 V (spanning ten opzichte van de
aarde) in een geaard net
Frequentiebereik:
45 Hz - 65 Hz
Akoestische waarschuwing:
Geluidssignaal van 2,7 kHz
Optische waarschuwing:
-LED
7.7 Draaiveldrichtingscontrole
Gevoeligheid:
90 V - 1000 V (spanning ten opzichte van de
aarde) in een geaard net
Frequentiebereik:
45 Hz - 65 Hz
Optische waarschuwing:
-LED,
-LED
8. Meten met de BENNING CM 1-4
8.1 Voorbereiden van de metingen
Gebruik en bewaar de uitsluitend bij de aangegeven werk- en opslagtemperatu
-
ren. Niet blootstellen aan direct zonlicht.
- Controleer de gegevens op de veiligheidsmeetsnoeren ten aanzien van
nominale spanning en stroom. Origineel met de meegeleverde veiligheids
-
meetsnoeren voldoen aan de te stellen eisen.
- Controleer de isolatie van de veiligheidsmeetsnoeren. Beschadigde meets
-
noeren direct verwijderen.
- Veiligheidsmeetsnoeren testen op correcte doorgang. Indien de ader in het
snoer onderbroken is, het meetsnoer direct verwijderen.
- Monteer de opsteekdoppen (CAT III/ IV) op de contactpunten voor metingen
in circuits binnen de overspanningscategorie CAT III of IV.
zie fig. 1b: Gebruik van de opsteekdoppen
- De meetleidingen kunnen tijdens spanningsmetingen en bij niet-gebruik/be
-
waring geplaatst worden in de houder aan de achterzijde van de BENNING
CM 1-4.
zie fig. 1c: Houder meetleiding
- Storingsbronnen in de omgeving van de BENNING CM 1-4 kunnen leiden tot
instabiele aanduiding en/ of meetfouten.