16
17
PANNEN
Het warmteverlies is minimaal omdat de warmte in de pan zelf opgewekt
wordt. Bij kleinere pannen wordt alleen dat deel van de zone geactiveerd dat
contact maakt met de panbodem. Een bijkomend voordeel is dat de
handgrepen van de pan niet warm worden door stralingswarmte langs de
pan.
Zandkorreltjes kunnen krasjes veroorzaken die niet meer te verwijderen zijn.
–
Zet alleen pannen met een schone bodem op het kookvlak.
–
Til pannen altijd op als u ze verplaatst.
–
Gebruik de kookplaat niet als werkvlak.
Schuif de panbodem over een (vochtige) doek, voordat u de pan op het
kookvlak zet. Dit voorkomt dat er zandkorreltjes en dergelijke op het
kookvlak terechtkomen.
Kook altijd met het deksel op de pan om energieverlies te voorkomen.
Bij inductiekoken wordt gebruik gemaakt van een magnetisch veld om
warmte op te wekken. Daarom moet de panbodem ijzer bevatten en dus
magnetisch zijn. De kookzones van de kookplaat hebben de volgende
diameters: rechtsvoor en rechtsachter 18 cm, linksvoor 21 cm en
linksachter 16 cm. De kookplaat past zich echter automatisch aan bij
gebruik van kleinere of grotere pannen. Bij kleinere pannen is er dus geen
energieverlies, maar het vermogen is lager dan bij grotere pannen. De
panbodem moet altijd groter zijn dan 12 cm. Dit is de binnenste cirkel
die in de kookzone op de glasplaat staat aangegeven.
de kookplaat optimaal gebruiken
6
10
12
6
10
12
6
10
12
6
10
12
1. Warmteverlies en
hete handgrepen bij
een conventionele
kookplaat.
2. Geen warmteverlies
en koude handgrepen
bij inductiekoken.
Til pannen altijd op;
schuif er nooit mee.
1
2
In geval van oververhitting leidt dit bij de desbetreffende kookzone,
respectievelijk alle kookzones, tot een van de volgende reacties:
– de kookplaat zal het toegevoerde vermogen iets laten afnemen;
– wanneer dit niet helpt zal de kookplaat uitschakelen en een F8 in de
displays laten zien.
Wanneer de kookplaat voldoende is afgekoeld kunt u deze weer
inschakelen.
Voorkom dat de oververhittingsbeveiliging van het toestel geactiveerd
wordt door:
– pannen te gebruiken die de warmte goed geleiden;
– vet of olie op een lagere stand te verhitten;
– voldoende luchtcirculatie.
Neem contact op met de servicedienst of een erkend vakman indien de
oververhittingsbeveiliging desondanks opnieuw geactiveerd wordt.
BEDIENING
extra zekerheid