P/N 466-
2915 (ML) • REV C • ISS 11DEC20
33 / 54
Bediendeel op het controlepaneel
aansluiten
Raadpleeg de installatiehandleiding van het ATS-
controlepaneel voor instructies.
Sabotageschakelaar
Zie figuur 2.
Het systeem werkt alleen correct als de sabotageschakelaar
op de achterzijde is ingedrukt. De sabotageschakelaar wordt
bediend en afgeschermd door de GI op de montageplaat te
monteren en deze vervolgens naar de beneden te schuiven tot
aan de aanslag. Tijdens de werking verschijnt op het LCD-
display
“GI Sabotage” wanneer de sabotageschakelaar niet
meer is ingedrukt.
Dipswitchinstellingen van de GI
Zie figuur 3.
Aan de achterzijde van de GI bevinden zich dipswitches
(figuur 2) waarmee de GI-adres en de databus afsluiting
(TERM) wordt ingesteld. Deze instellingen worden beschreven
in de volgende hoofdstukken.
•
TERM-dipswitch: Gebruik dipswitch 5 om TERM in te
stellen op
“AAN”, indien nodig. Op de databus mogen er
niet meer dan twee Terminators op
“AAN” worden
ingesteld. Raadpleeg de installatiehandleiding van het
controlepaneel voor meer informatie over het gebruik van
Terminators.
•
GI-adres: Stel het GI-adres in met de dipswitches 1
–4.
Aansluitingen
Zie figuur 4.
•
+13,8 VDC: De GI kan van voeding worden voorzien via
de
“+” en “−” spanning van de databus van het
controlepaneel, als de afstand tussen de GI en het
controlepaneel niet groter is dan 100 m. Anders kan de GI
ook van voeding worden voorzien via de AUX PWR van
een DI of met behulp van een hulpvoeding.
•
D+/D−: D+ is de positieve data-aansluiting en D− is de
negatieve-data-aansluiting van de databus.
De GI is met het ATS-controlepaneel verbonden via de RS485-
databus, tot op 1,2 km afstand van het controlepaneel of de 4-
deurs controller-DI. Het is aanbevolen een afgeschermde,
twisted-pair datakabel te gebruiken (WCAT 52/54).
De
afscherming van elke databuskabel moet slechts met één
uiteinde op de aarding van het systeem zijn aangesloten.
Om die reden is de ATS111x-N-GI niet uitgerust met een
aardaansluiting. Als de databus in de GI is
“doorgekoppeld”,
controleer dan of de afscherming van de datakabel niet
onderbroken is. Dit om de
continuïteit van de afscherming te
garanderen.
•
RTE: Een RTE (uitgangsverzoek) drukknop (normally
open, puls-drukknopschakelaar) kan op de IN- en 0 V-
aansluitingen worden aangesloten (zie figuur 4). Wanneer
de schakelaar wordt ingedrukt, stuurt deze het
uitgangsverzoek naar het bediendeel.
•
IN: Op
“IN” en “−” kan een uitgangsverzoek drukknop
(normally open, puls-drukknopschakelaar) worden
aangesloten. Wanneer deze schakelaar wordt ingedrukt,
zal deze de uitgangsverzoekfunctie activeren.
•
UIT: Open collector uitgang. Deze heeft het eerste
uitgangsnummer van de uitgangcontroller die aan de GI is
toegewezen. Raadpleeg de programmeerhandleiding van
het ATS-controlepaneel voor meer informatie.
Opmerking:
Wanneer de IN of UIT aansluiting wordt gebruikt,
is het advies om afgeschermde kabel (WS104) te gebruiken.
Zorg ervoor dat de afscherming maar aan één uiteinde van de
kabel is aangesloten op aarde.
Indicatie
status-LED's
Zie figuur 1.
Groen: De spannings-LED brandt wanneer het
controlepaneel spanning krijgt van de netvoeding.
!!
Geel: De storings-LED brandt wanneer een
systeemstoring aanwezig is.
Blauw: De toegangs-LED knippert wanneer er een
geldige kaart wordt aangeboden en er toegang
verleent wordt.
Rood: De alarm-LED brandt bij een
systeemsabotage of wanneer een gebied dat aan de
GI is toegewezen, zich in een alarmtoestand bevindt.
Het betreffende gebied wordt weergegeven door
middel van de 16 gebieden LED's , welke zichtbaar
zijn wanneer het GI klepje is geopend of verwijderd.
Indicatie
gebieden-
LED’s
Zie figuur 1.
Wanneer het klepje van de GI is geopend of verwijderd, zijn
aan de onderzijde van de GI 16 rode LED’s zichtbaar. Elke
LED vertegenwoordigt een gebied. Daarbij gelden de volgende
indicaties:
•
De LED brandt wanneer het overeenkomstige gebied is
ingeschakeld.
•
De LED knippert langzaam wanneer een storing is
gedetecteerd of wanneer er een alarm heeft
plaatsgevonden bij uitgeschakelde toestand.
•
De LED knippert snel wanneer een storing is gedetecteerd
of wanneer er een alarm heeft plaatsgevonden bij
ingeschakelde toestand.
Bedieningsfuncties
Bediendeelverlichting en nachtverlichting
De standaardinstellingen voor de bediendeelverlichting en de
nachtverlichting zijn als volgt:
•
De bediendeelverlichting is actief voor ongeveer 4 minuten
nadat een toets is gedrukt.
•
Nachtverlichting actief.
Deze functies kunnen worden gewijzigd vanuit het GI-menu.
Deze functies kunnen worden gewijzigd vanuit het GI-menu.