MK-100301 EU_EN_Rev. 6.0 - US Rev. F
134
NEDERLANDS
NEDERLANDS
V. ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
H. VEILIGHEID IN MOTORVOERTUIGEN
WAARSCHUWING
Op de voorkant van deze gebruikershandleiding staat vermeld of uw
hulpmiddel is voorzien van de transport-optie. Controleer of dit het
geval is. Als uw product NIET is voorzien van de transport-optie:
1. Gebruik dit mobiliteitsmiddel NOOIT als autostoel.
2. Verplaats de gebruiker ALTIJD naar een goedgekeurde
autostoel.
3. Gebruik ALTIJD de juiste veiligheidsgordels om de gebruiker
goed vast te zetten.
4. Bij een ongeluk of plotselinge stop kan de persoon die
in het mobiliteitsmiddel zit, hieruit worden geworpen. De
heupgordels van het mobiliteitsmiddel kunnen dit niet
voorkomen en er kan door deze gordels of banden extra
letsel ontstaan.
5. Vervoer dit product NOOIT in de voorstoel van een voertuig.
Hierdoor ontstaat het risico op ernstig letsel of overlijden van
de afhankelijke gebruiker en/of de bestuurder.
6. Zet het mobiliteitsmiddel zonder persoon erin bij vervoer in
een voertuig ALTIJD zodanig vast dat het niet kan rollen of
schuiven.
7. Gebruik dit product niet als het betrokken is geweest bij een
auto-ongeluk. Als uw product is voorzien van de transport-
optie, lees dan Hoofdstuk VII. “Transport-optie en gebruik”.
I. VOOR VERZORGERS
WAARSCHUWING
1. Werk samen met de arts of therapeut van het kind om te
leren welke veiligheidsmethodes het best passen bij uw
mogelijkheden en die van uw kind.
2. Om rugklachten te voorkomen, moet u goed op uw
lichaamshouding letten en de juiste technieken gebruiken om
uw kind te tillen of kantelen.
3. Laat het afhankelijke kind naar achteren leunen wanneer u het
medische hulpmiddel achterwaarts kantelt.
4. Wanneer u van een stoep of enkele trede afgaat, laat dan
het mobiliteitsmiddel in een enkele, gemakkelijke beweging
langzaam naar beneden gaan.
5. Laat het afhankelijke kind NOOIT alleen.
6. Activeer altijd de parkeerrem en de wielvergrendeling
van de voorwielen wanneer u aanpassingen doet aan het
mobiliteitsmiddel. Hierdoor worden onbedoelde bewegingen tot
een minimum teruggebracht.
7. Zorg ervoor dat de begeleider het mobiliteitsmiddel uitsluitend
vasthoudt aan vaste onderdelen (d.w.z. niet aan de
voetsteunen).
8. Til de stoel nooit op met het kind erin.
F. OMGEVINGSFACTOREN
WAARSCHUWING
1. Uw mobiliteitsmiddel is ontworpen om op stevige, vlakke
oppervlaktes te worden gebruikt, zoals beton, asfalt, vloeren
binnenshuis, en tapijt.
2. Wees extra voorzichtig als u dit product op een nat of glad
oppervlak moet gebruiken. Als u twijfelt, vraag dan om hulp.
3. Gebruik uw mobiliteitsmiddel niet in zand, losse grond of ruig
terrein.
4. Als de wandelwagen langere tijd aan direct zonlicht
blootgesteld wordt, kunnen sommige delen van het product,
zoals het frame, de beensteunen, de wielvergrendeling en de
zijbescherming, erg heet (>41°C) worden.
5. Wees voorzichtig met vuur, en vooral met brandende
sigaretten. Houd uit de buurt van ontstekingsbronnen. De
banden van de rugleuning en zitting kunnen vlam vatten.
G. GEBRUIK IN HET VERKEER
WAARSCHUWING
1. Wanneer dit mobiliteitsmiddel wordt gebruikt, verdient het de
voorkeur gebruik op de weg zoveel mogelijk te vermijden.
2. U moet met dit product op wandelpaden blijven en daarbij
alle wet- en regelgeving die voor voetgangers geldt,
naleven.
3. Wees alert op het gevaar van motorfietsen op
parkeerplaatsen.
4. Gebruik 's nachts, of wanneer de verlichting slecht is,
reflecterend tape of reflecterende kleding voor maximale
zichtbaarheid.
5. Als u een straat moet oversteken, maak dan eerst
oogcontact met bestuurders voordat u oversteekt. Wanneer
u twijfelt, wacht dan tot u er zeker van bent dat het veilig is.