44 | 200
(1)
(2)
(8)
(5)
(9)
(6)
(11)
(10)
(7)
Waarnemingsmodus
Kijk door de zoeker
(10)
om de scène te observeren. Draai aan de dioptriecorrectie
(11)
aan de zijkant om het scherm scherp te stellen.
Draai aan de scherpstelring
(1)
van het objectief om op de scène scherp te stellen.
Zoom
De pijltoetsen
(7)
kunnen in de waarnemingsmodus worden gebruikt om in te zoomen
(rechter pijltoets) en uit te zoomen (linker pijltoets). Zoom in stappen van 0,5 tussen
1,0x en 4,0x. De zoomfunctie is circulerend, dus als u na een 4,0x zoom nogmaals op
de rechter pijltoets
(7)
drukt, keert u terug naar 1,0x.
De momenteel ingestelde digitale vergroting wordt
op het display weergegeven.
Kleurmodi
De scène kan in vier verschillende kleurmodi
worden weergegeven. Om de waarnemingsmodus te wijzigen, drukt u kort op
de menuknop
(8)
. Bij een wijziging wordt de geselecteerde modus gedurende
ca. 2 seconden als tekst op het display weergegeven. De volgende kleurmodi zijn
beschikbaar:
• White Hot
: koude gebieden worden zwart en warme gebieden wit weergegeven.
•
Black Hot
: koude gebieden worden wit en warme gebieden zwart weergegeven.
•
Red Hot
: koude gebieden worden zwart en warme gebieden wit weergegeven.
Bovendien worden de warmste gebieden geel tot rood weergegeven.
•
Rainbow:
een kleurrijk kleurenpalet toont koude gebieden zwart tot blauw en
warme gebieden geel tot wit.
(1)
(2)
(12)
(13)
(14)
(10)
(11)
(15)
In-/uitschakelen
Het apparaat wordt ingeschakeld door de in-/uitschakelknop
(5)
lang ingedrukt te
houden. De LED
(9)
brandt groen. Als het laadniveau laag is, brandt de LED
(9)
rood.
Door de aan/uit-knop
(5)
langer in te drukken, wordt het apparaat weer uitgeschakeld.
De LED brandt niet meer. Als het apparaat ingeschakeld en het laadniveau laag is,
brandt de LED
(9)
rood.
Aanwijzing:
De aan/uit-knop
(5)
moet worden
ingedrukt tot het UIT-symbool op het display
verschijnt. Pas dan kan de aan/uit-knop
(5)
worden
losgelaten en schakelt het apparaat uit. Als de
aan/uit-knop
(5)
wordt losgelaten voordat het
UIT-symbool wordt weergegeven, schakelt het
apparaat niet uit, maar naar de stand-bymodus.
Stand-bymodus
Door kort op de aan/uit-knop
(5)
te drukken,
schakelt het apparaat naar de stand-bymodus. De LED
(9)
knippert groen. Door de
in-/uitschakelknop
(5)
opnieuw kort in te drukken, wordt het apparaat weer
in de waarnemingsmodus geschakeld. De LED
(9)
brandt permanent groen.
Als het laadniveau laag is in de stand-bymodus, knippert de LED
(9)
rood.
Kalibratie
Het apparaat kan automatisch (Auto Calibration = On) of handmatig
(Auto Calibration = Off) worden gekalibreerd.
In de automatische modus voert het apparaat automatisch een kalibratie uit door het
sluiten en openen van een interne sluiter, indien dat nodig is. Er is een zacht klikkend
geluid te horen. In deze modus heeft u bovendien de mogelijkheid om de kalibratie
handmatig uit te voeren door gelijktijdig op de opnameknop
(6)
en de menuknop
(8)
te drukken.
Als extra optie kunt u een handmatige, stille kalibratie uitvoeren. Ga hiervoor naar het
apparaatmenu en zet de optie "Auto Calibration" op "Off". Ga vervolgens terug naar
de waarnemingsmodus. Sluit de beschermdeksel van het objectief met de hand. Druk
nu tegelijkertijd op de opnameknop
(6)
en de menuknop
(8)
. Nu is het apparaat weer
gekalibreerd.
Aanwijzing:
Dek het objectief altijd af bij het uitvoeren van een handmatige kalibratie.
Anders kan de sensor niet goed worden gekalibreerd en zal het beeld verslechteren,
bijvoorbeeld spookbeelden. Als u tijdens de handmatige kalibratie vergeet het objectief
af te dekken, herhaal dan de kalibratieprocedure met een afgedekt objectief.
2
X
NL