vleessoort kiezen die u wilt bereiden. Bo-
venaan op het scherm wordt een afbeelding
(pictogram) en de overeenkomstige benaming
getoond:
BEEF = rundvlees
LAMB = lamsvlees
VEAL = kalfsvlees
HAMBURGER = hamburger
PORK = varkensvlees
TURKEY = kalkoensvlees
CHICKEN = kippenvlees
FISH = vis
Met de knop ‘TASTE‘ kunt u nu instellen hoe
uw vlees gebakken moet worden:
RARE = rood
M RARE = halfrood
MEDIUM = medium
M WELL = doorbakken
WELL = goed doorbakken
Gevogelte moet om veiligheidsredenen altijd
goed gaar gemaakt worden. De thermometer
houdt rekening met de desbetreffende bij-
zonderheden bij de bereiding en stelt daarom
niet alle bakwijzen bij alle vleessoorten ter
beschikking.
Opmerking: als u een andere temperatuur
dan de door het apparaat voorgestelde kern-
temperatuur wenst, kunt u die zelf instellen
(zie Zelf instellen van de temperatuur).
De kerntemperatuur wordt in het midden van
het scherm getoond.
Steek de meetpunt van de metalen kabel op
de plaats waar het vlees het dikst is. Probeer
de punt in het midden van het vlees te steken.
Zorg er echter voor dat u de meetpunt niet
te dicht bij kraakbeen, botten of vetweefsel
steekt omdat dit de meetresultaten kan ver-
valsen. Bij kippenvlees moet u ervoor zorgen
dat de meetpunt niet dwars door het vlees in
de buikholte terechtkomt.
Opgelet: draag passende veiligheidskleding
als de oven al warm is om brandwonden te