78
8. KaLIBRERINg
Om de precisie tijdens de meting te bewaren, moet voor elke meetreeks (of als er grotere
afwijkingen worden vastgesteld), het meetapparaat worden gekalibreerd.
De kalibrering bestaat uit twee delen: de kalibrering met open meetingangen en de kalibrering
met gesloten meetingangen “SHORT”. Beide kalibreerstappen volgen elkaar op.
Om het kalibreren te starten, houdt u de toets “CAL/Hz” (E) ca. 2 seconden ingedrukt.
De symbolen “CAL” en “OPEn” worden weergegeven.
a) Kalibrering met open
meetingangen
Let op dat de meetpunten niet met elkaar zijn
verbonden en vrij liggen. Druk om te beginnen nog
een keer op de knop “CAL/Hz” (E). Op het display
knippert “OPEn”. Na ca. 15 seconden wordt het
resultaat op het scherm weergegeven.
Weergave “PASS” : gedeeltelijke kalibrering suc-
cesvol.
U kunt verdergaan naar het volgende punt.
Weergave “FAIL” : gedeeltelijke kalibrering mislukt.
Controleer in dit geval alle contactpunten op vervuiling en evt. beschadiging of ongewild
kortsluiten van de meetpunten. Om te annuleren drukt u op knop “CAL/Hz”.