103
8. MEETMODUS
Zorg dat de max. toegestane ingangswaarden in geen geval worden overschreden.
Raak schakelingen en schakeldelen niet aan als daarop een hogere spanning dan
25 V ACrms of 35 V DC kan staan! Levensgevaarlijk!
Controleer voor aanvang van de meting de aangesloten meetdraden op beschadigin-
gen, zoals sneden, scheuren of afknellingen. Defecte meetsnoeren mogen niet meer
worden gebruikt!
Pak tijdens het meten de meetsnoeren niet boven de tastbare handgreepmarkeringen
vast.
Het meten mag alleen worden uitgevoerd als de behuizing en het batterijvak volledig
gesloten zijn.
Er mogen altijd alleen de twee meetsnoeren op het meetapparaat aangesloten zijn,
die nodig zijn voor de meetfuncties. Verwijder om veiligheidsredenen alle niet beno-
digde meetsnoeren uit het apparaat.
Zodra „OL“ (voor Overload = overbelasting) op de display verschijnt, hebt u het meetbereik
overschreden.
Voer voor elke meetreeks een kalibrering uit om de precisie te garanderen. De kalibrering
wordt in hoofdstuk 7.7. Kalibrering nauwkeurig beschreven.
8.1. MEETINGANGEN SELECTEREN
Op het meetapparaat kunt u onderdelen via twee mogelijkheden aansluiten. Via de geïntegreerde
klemcontacten of via de 4-draads-meetklemmen. Beide ingangen zijn met elkaar verbonden en mogen
uitsluitend afzonderlijk worden gebruikt.
Let op dat in de meetmodus met de 4-draads-meetklemmen
altijd de stekker „OPEN” (18) voor de isolering van de geïnte-
greerde meetcontacten in de meetsnoermodus is verbonden.
Deze stekker voorkomt een mogelijk negatieve beïnvloeding
van de tweede meetingang.
Verbind de stekker van het rode meetsnoer met de bussen
„HPOT” en „HCUR” en hun afscherming met de bus „GUARD”.
Verbind de stekker van het zwarte meetsnoer met de bussen
„LPOT” en „LCUR” en hun afscherming met de bus „GUARD”.
Verwijder in de meetmodus met de geïntegreerde klemcon-
tacten altijd de meetsnoeren. Deze kunnen het meetresultaat
negatief beïnvloeden.
Wanneer u een meting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waarmee de
meetstiften in contact komen, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars of dergelijke. Dergelijke
omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.