82
c) Doellaser
De doellaster is actief naargelang de voorinstelling bij de meting. Op het scherm verschijnt bij een actieve laser een
waarschuwingssymbool (7E). Kijk tijdens het meten nooit in de laser- en meetopening (8 en 9).
De doellaser is dubbel uitgevoerd en markeert het binnenste randbereik bij benadering van het meetoppervlak (ca.
90%).
Als beide laserpunten elkaar ontmoeten is het kleinste
meetoppervlak bereikt. Deze bedraagt 18 mm
diameter.
Bij grotere afstanden gaan beide laserpunten analoog
t.o.v. het meetoppervlak uit elkaar.
8. INgEBrUIKNamE
Voordat u het meettoestel kunt gebruiken, moet eerst de meegeleverde batterij worden geplaatst.
Plaats de batterij zoals beschreven in het hoofdstuk „Onderhoud en reiniging“.
De IR-thermometer maakt individuele systeeminstellingen mogelijk voor de meetmodus die u na de eerste
ingebruikname moet instellen.
a) Systeeminstellingen
Om in de instellingsmodus „SET“ te komen, drukt u kort op de meetknop (5). Het
meettoestel schakelt zich in. In het onderste schermdeel wordt het hoofdmenu voor
de drie functieknoppen „F1“, „F2“ en „F3“ weergegeven. Met de knop „MODE“ wordt
naar het volgende hoofdmenu omgeschakeld, resp. een geselecteerde functie stopge-
zet en naar het hoofdmenu teruggeschakeld.
Druk driemaal op de knop „MODE“ tot de functieweergave „SET“ verschijnt.
Druk op de knop „F2“ om de fucntie „SET“ te selecteren.