84
b) IR-meetoptiek - Verhouding meetafstand-meetoppervlak
(D:S = Distance:spot = afstand:meetvlek)
Om precieze meetresultaten te verkrijgen moet het meetobject groter zijn dan de IR-meetvlek. De berekende
temperatuur is de gemiddelde temperatuur van de meetvlek. Hoe kleiner het meetobject, des te dichter moet de
infraroodthermometer bij het meetobject zijn. De precieze meetplekgrootte staat in het volgende diagram Dit is tevens
op het apparaat vermeld. Voor nauwkeurige metingen moet het te meten object minstens tweemaal zo groot zijn als
de IR-meetvlek.
De kleinste diameter van de meetvlek wordt op een afstand van 90 cm bereikt. De diameter van de meetvlek bedraagt
dan 18 mm. Houd echter voldoende afstand aan om een foute meting door opwarming van de thermometer te
vermijden.
Voorbeeld: Bij een afstand van 2 m bedraagt de diameter van de meetvlek 40 mm.
c) Doellaser
De vizierlaser wordt afhankelijk van de voorinstelling actief bij de meting. Op het beeldscherm verschijnt, als de laser
actief is, een waarschuwingssymbool (E). Kijk tijdens het meten nooit in de laseropening (8).
De doellaser is dubbel uitgevoerd en markeert bij benadering het binnenste randbereik van het meetoppervlak (ca.
90 %).
Als beide laserpunten elkaar treffen, is het meetoppervlak minimaal. De minimale diameter bedraagt 18 mm.
Bij grotere afstanden gaan de beide laserpunten analoog ten opzichte van het meetoppervlak uit elkaar.