60
b) Weerstandsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Voor de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM met de draaiknop in en kies het meetbereik „Ω“.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus aansluiting „+“ (9), het zwarte in de Ω
-meetbus „-“ (8).
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetpunten met elkaar te
verbinden. Nu moet zich een weerstandswaarde van ca. 0,5 ohm instellen (de
eigen weerstand van de meetsnoeren).
- Druk bij laagohmige metingen op de toets “REL” (12), om de invloed van de eigen
weerstand van de meetsnoeren op de volgende weerstandsmeting uit te schake-
len. Het display geeft 0 ohm weer. De automatische bereikkeuze (Autorange) is
uitgeschakeld. De Autorange-functie wordt door een verandering van meetfunctie
of door 2s indrukken van de toets „REL“ terug ingeschakeld.
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het meetobject. De meetwaarde wordt in
het display weergegeven, mits het meetobject niet hoogohmig of onderbroken is.
Wacht tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij weerstanden >1 MOhm kan dit enkele seconden duren.
- Zodra “OL” (voor overflow = overloop) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en schakel de DMM uit.
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waarmee de meetpen-
nen in contact komen, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen
het meetresultaat vervalsen.
c) Doorgangstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM met de draaiknop in en kies het meetbereik
- Op het display verschijnt het symbool voor een doorgangsmeting.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus aansluiting „+“ (9), het zwarte in de Ω
-meetbus „-“ (8). Maak met de meetpennen contact met het meetobject.
- Als doorgang wordt een meetwaarde < 30 ohm herkend; hierbij klinkt een piep-
toon.
- Zodra “OL” (voor overflow = overloop) op het display verschijnt, heeft u het meet-
bereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken. Voer ter controle een me-
ting door met omgekeerde polariteit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en schakel de DMM
uit.