OORSPRONKELIJKE INSTRUCTIES
91
NL
- richt de lucht nooit op uzelf of iemand anders.
Een slag van de slang kan ernstige letsels
veroorzaken. Controleer altijd op beschadig-
de of loszittende slangen en fi ttingen. Richt
koude lucht weg van de handen.
Bij gebruik van universele schroefverbindin-
gen (blokaansluitingen) moeten veiligheid-
spennen en veiligheidsverbindingen worden
gebruikt om beschadiging van de verbindin-
gen tussen de slangen en tussen de slang
en het apparaat te voorkomen. Overschrijd
de maximale luchtdruk die voor het apparaat
is aangegeven niet. Draag het apparaat nooit
door de slang vast te houden.
GEBRUIKSVOORWAARDEN
Zorg ervoor dat de persluchtbron de juiste
werkdruk genereert en de vereiste lucht-
stroom levert. Bij een te hoge toevoerdruk
moet een drukregelaar met veiligheidsventiel
worden gebruikt. Het pneumatische gereed-
schap moet door het fi lter- en smeersysteem
worden gevoed. Dit zorgt ervoor dat de lucht
zowel schoon is als bevochtigd met olie.
Controleer vóór elk gebruik de toestand van
het fi lter en de smeernippel en reinig indien
nodig het fi lter of compenseer olietekorten in
de smeernippel. Dit garandeert een correcte
werking van het gereedschap en verlengt de
levensduur ervan.
Gebruik geen snijaccessoires voor het slijpen.
Gebruik geen andere accessoires dan de in
de technische specifi catie aangegeven ac-
cessoires.
Als het schuurpapier wordt gebruikt om
het schuurpapier vast te zetten, moet het
schuurpapier zo worden vastgezet dat de
bevestiging niet in contact komt met de ge-
schuurde ondergrond. Anders kunnen zowel
de ondergrond als de bevestiging bescha-
digd raken.
Draag tijdens het gebruik een veiligheidsbril,
handschoenen en beschermende kleding.
Tijdens het bewerken van sommige mate-
rialen kunnen giftige of brandbare stof en
dampen ontstaan. Werk in goed geventileer-
de ruimten en gebruik persoonlijke bescher-
mingsmiddelen.
GEBRUIK VAN HET GEREEDSCHAP
Controleer voor elk gebruik van het apparaat
of er geen onderdelen van het pneumati-
sche systeem beschadigd zijn. Als u schade
vaststelt, vervang dan meteen door nieuwe
onbeschadigde elementen van het systeem.
Vóór elk gebruik van het pneumatische sys-
teem, dient men de gecondenseerde voch-
tigheid in het gereedschap, de compressor
en de leidingen, te drogen.
Gereedschap op pneumatisch systeem aansluiten
De afbeelding laat de aanbevolen aansluiting
van het gereedschap op het pneumatische
systeem zien. Dit zorgt voor een zo effi ciënt
mogelijk gebruik van het gereedschap en ver-
lengt ook de levensduur van het gereedschap.
Doe enkele druppels olie met viscositeit SAE
10 in de luchtinlaat.
Om de slang van de luchttoevoer aan te
sluiten, moet een geschikt mondstuk stevig
aan de draad van de luchtinlaat worden ge-
schroefd. (II)
Bevestig de juiste tip aan de gereedschaps-
houder.
Gebruik voor het werken met
pneumatisch gereedschap alleen toebe-
horen dat geschikt is voor gebruik met
slaggereedschappen.
Pas waar mogelijk de druk (omwentelingen)
aan. Door de regelaar met de klok mee te
draaien wordt de druk verlaagd. Door de
regelaar in de tegenovergestelde richting te
draaien, neemt de druk toe.
Sluit het gereedschap aan met een slang
met een binnendiameter van 10 mm (3/8”)
op het pneumatische systeem. Zorg ervoor
dat de slang een sterkte van ten minste 1,38
MPa heeft. (III)
Start het apparaat enkele seconden en con-
troleer of er geen verdachte geluiden of tril-
lingen optreden.
Montage en vervanging van apparatuur
Let op! Zorg ervoor dat het apparaat van
het pneumatische systeem is losgekoppeld
voordat u het apparaat installeert.
Draai met een sleutel de bevestigingsschroef
los en verwijder de ring (II). Installeer het ge-
plaatste gereedschap voor het geselecteer-
de taaktype. Monteer het gereedschap zo op
de spilhouder dat het werk zo eenvoudig en
veilig mogelijk is.
Let op! Het is verboden om te monteren op
plaatsen waar het werkzame deel van het
geplaatste gereedschap (mes) naar de be-
diener van het gereedschap wijst.
Let erop dat de gaten in het geplaatste ge-
reedschap samenvallen met de spilschacht
(III). Let op! Het is verboden om het gereed-
schap te monteren op plaatsen waar minder
dan twee pennen worden gebruikt om het
gereedschap aan het gereedschap te be-
vestigen.