24
25
Température de l‘eau °C
O
2
par litre
5°
12,8 mg/l
10°
11,3 mg/l
15°
10,1 mg/l
20°
9,1 mg/l
25°
8,3 mg/l
30°
7,6 mg/l
35°
6,9 mg/l
Concentration de saturation en oxygène de l‘eau douce.
Correspond à une saturation de 100%.
de CO2 peut être régulée par un dosage
hebdomadaire avec
Tetra EasyBalance.
l
Oxygène (O
2
)
L‘oxygène est vital pour les poissons et pour les
plantes. De jour, grâce à la photosynthèse, les
plantes aquatiques absorbent du gaz carbonique
et produisent de l‘oxygène. Les poissons absorbent
de l‘oxygène en respirant par l‘intermédiaire des
branchies. Les micro-organismes, notamment les
bactéries qui assurent la filtration, ont également
besoin d‘oxygène. De plus, les éventuelles racines
de tourbière de décoration « consomment » elles-
aussi de l‘oxygène. De nuit, les plantes aquatiques
ne produisent plus d‘oxygène et ainsi, dans un
aquarium mal aéré, la concentration d‘oxygène est
par conséquent plus faible le matin que le soir. Dans
certains cas, elle peut même être dangereusement
faible. Veillez à ce que les valeurs de saturation
ne soient pas inférieures de plus de 20 % aux
valeurs suivantes, c‘est-à-dire que la concentration
d‘oxygène reste toujours comprise entre 6 et 8 mg/l.
La capacité maximum d‘absorption d‘oxygène de
l‘eau dépend de la température de l‘eau et de sa
teneur en sel. Elle s‘exprime en mg/l. À long terme,
une concentration d‘oxygène insuffisante peut
rendre les poissons d‘agrément plus sensibles
aux maladies. C‘est pourquoi il est préférable de
toujours aérer votre aquarium pendant la nuit.
Procédure de test
Remarque : dans un aquarium non aéré, la
teneur en oxygène est plus faible le matin qu‘en
journée. En effet, durant la nuit, les plantes
aquatiques ne produisent pas d‘oxygène. C‘est
pourquoi, nous conseillons de mesurer la teneur
en oxygène le matin. La plage de mesure du test
couvre les concentrations d‘oxygène comprises
entre 2 et 14 mg/l. Les illustrations ci-dessous
vous faciliteront le suivi du processus.
1. Rincez l‘éprouvette dans l‘eau à tester.
2. Remplissez l‘éprouvette avec l‘eau à
tester jusqu‘à la graduation 15 ml.
3. Tenez le flacon de réactif 1 verticalement
au-dessus de l‘éprouvette et versez-y 5 gouttes.
4. Tenez le flacon de réactif 2 verticalement
au-dessus de l‘éprouvette et versez-y 5 gouttes.
5. Fermez immédiatement l‘éprouvette avec son
couvercle, puis faites-la pivoter une fois de 180° et
revenez en position initiale pour assurer
le mélange.
6. Un précipité se forme. Laissez reposer
l‘éprouvette pendant 30 secondes.
7. Retirez le couvercle. Tenez le flacon
de réactif 3 verticalement au-dessus
de l‘éprouvette et versez-y 5 gouttes.
8. Remettez immédiatement le couvercle
sur l‘éprouvette et faites-la pivoter deux fois
à 180° avant de revenir en position initiale.
Le précipité se dissout et la solution de
test prend une coloration rouge-violacée.
9. Agitez légèrement l‘éprouvette, puis déterminez
la couleur du nuancier qui se rapproche le
plus de la couleur du liquide de test. Relevez
la valeur correspondante en tenant l‘éprouvette
à environ 1 cm (épaisseur d‘un doigt) de la
surface blanche du nuancier de couleurs.
Que faire quand...
...la teneur en oxygène est trop basse ?
En cas de manque important d‘oxygène dans
l‘eau de l‘aquarium, par exemple si les poissons
viennent chercher de l‘air à la surface de l‘eau,
il convient d‘installer immédiatement une pompe
à air assortie d‘un diffuseur adéquat. Aérez au
moins votre aquarium pendant la nuit si l‘eau
présente des taux d‘oxygène limites le matin.
Assurez-vous également que le brassage de l‘eau
est suffisant, p. ex. à la sortie du filtre. Stimulez la
croissance des plantes, car celles-ci produisent
de l‘oxygène par le biais de la photosynthèse.
Irritant pour les yeux et la peau. Conserver hors de la portée des
enfants. En cas d‘ingestion, consulter immédiatement un médecin et
lui montrer l‘emballage ou l‘étiquette.
Irritant !
1. Waarom aquariumwater testen?
De waterkwaliteit wordt bepaald door de
omgeving en is door meerder invloeden overal
verschillend. Zuiver regenwater neemt al in de
atmosfeer milieuverontreinigende stoffen op. Bij
het binnendringen in de bodem wordt regenwater
grondwater, en verandert dan opnieuw van
chemische samenstelling. Zo kunnen echter ook
schadelijke stoffen voor vissen in leidingwater
aanwezig zijn, bijvoorbeeld chloor of koper.
Bovendien verandert de watergesteldheid in het
aquarium door biologische en chemische processen.
De meeste aquariumvissen worden tegenwoordig
gekweekt, maar hun voorouders stammen uit de
tropen of subtropen. Voor een optimale leefomgeving
voor de vissen adviseren wij u de waterwaarden
regelmatig, liefst wekelijks, te testen. In speciale
gevallen, bijvoorbeeld bij het inrichten van een
aquarium of het uitzetten van nieuwe vissen,
worden ze zelfs dagelijks gecontroleerd.
2. Tips voor een blijvend
goede waterkwaliteit
Er bestaat geen pasklare oplossing voor het bereiken
van ideaal aquariumwater – dat kan ook helemaal
niet, want geen aquarium is hetzelfde. Elk aquarium
vormt een eigen, unieke leefomgeving. Laat u daarom
door uw dierenspeciaalzaak adviseren over welke
waterwaarden goed zijn voor uw vissen en planten.
Daarnaast zijn er wel algemene tips:
l
Vermijd een te groot visbestand!
l
Geef uw vissen nooit te veel voer!
l
Zorg ervoor dat het filtersysteem goed
werkt!
l
Ververs regelmatig een deel van
het water en verwijder planten- en
voedselresten van de bodem!
l
Zorg voor een gezonde en dichte
plantengroei
3. Waterwaarden en testprocedure
l
Totale hardheid (GH)
De waterhardheid is in hoge mate van invloed
op het functioneren van de organen van al het
leven in het water. Er wordt onderscheid gemaakt
tussen de totale hardheid, die wordt bepaald door
alkalische zouten, en de carbonaathardheid, die als
pH-buffer dient. De totale hardheid wordt gemeten
aan de hand van de hoeveelheid calcium- en
magnesiumzouten. Bij een hoog gehalte noemen
we het water hard, bij een laag gehalte zacht.
Voor de meeste siervissen ligt een gunstige
waarde tussen 6 en 16°dH (= Duitse hardheid).
• Carbonaathardheid (KH)
Naast calcium- en magnesiumzouten bevat bijna al
het water andere zoutdeeltjes, zoals bicarbonaat.
De carbonaathardheid en de pH-waarde zijn
van elkaar afhankelijk. Bicarbonaat is belangrijk
voor het aquarium. Het vormt een buffer en
voorkomt te grote en snelle schommelingen
in de pH-waarde. Aanbevolen wordt een
carbonaathardheid tussen 3° en 10°dH.
Testprocedure (GH en KH)
Lees de complete testprocedure voordat u met
de test begint. De bovenstaande afbeeldingen
dienen ter verduidelijking van de procedure.
1. Spoel de meetcuvette met het te testen water.
2. Vul de meetcuvette tot aan de 5 ml markering
met het te testen water. De meetnauwkeurigheid
wordt groter, wanneer de test wordt
uitgevoerd met 10 ml aquariumwater.
3. Houd het flesje met het betreffende
testreagens recht boven de meetcuvette en
voeg de vloeistof druppel voor druppel toe.
4. Schud de cuvette licht na elke druppel
en tel daarbij het aantal druppels
tot er een kleuromslag optreedt.
5. Bij
GH
slaat de kleur om van
rood
naar
groen
.
Bij
KH
slaat de kleur om van
blauw
naar
geel
. Als
de kleuromslag al na de eerste druppel optreedt,
dan ligt de gemeten waarde rond 0 à 1°dH.
6. Het aantal toegevoegde druppels dat
resulteerde in de kleuromslag geeft de
hardheidsgraad aan. Bijvoorbeeld 3 druppels
= 3°dH. Bij 10 ml aquariumwater in de cuvette
is 1 druppel testvloeistof gelijk aan ½°dH.
Spoel de meetcuvette na elke test grondig met
leidingwater.
Wat te doen als...
...de totale hardheid (GH) te hoog is?
Door toevoeging van zacht water, bijv.
regenwater, gedestilleerd water of osmosewater,
kan de totale hardheid worden verlaagd.
NL