23
is met het chassis (meestal positief), sluit daarna de andere accuklem aan (meestal negatief) op het chassis op ruime
afstand van de accu en de brandstofleiding. Ontkoppel de lader in omgekeerde volgorde.
3.
Plaats de accu in een goed geventileerde ruimte wanneer u een accu met accuklemmen buiten het voertuig gaat
opladen. De lader aansluiten op de accu: RODE klem op de POSITIEVE (POS, P of +) pool en ZWARTE klem op de
NEGATIEVE (NEG, N of –) pool. Zorg dat de klemmen stevig en veilig zijn bevestigd. Een goed contact is belangrijk.
4.
Als de accu zwaar ontladen (en mogelijk gesulfateerd) is, dient de accu uit het voertuig verwijderd en
gecontroleerd te worden voordat er een poging ondernomen wordt om de accu te herstellen.
Controleer de
accu visueel op mechanische defecten zoals vormverwijding, gescheurde behuizing of tekenen van elektrolytlekkage.
Als de accu vuldoppen heeft en de platen in de cellen vanaf de buitenzijde zichtbaar zijn, kunt u voorzichtig proberen
vast te stellen of bepaalde cellen afwijken van andere (bijvoorbeeld wit materiaal tussen de platen, platen die elkaar
raken). Probeer de accu niet op te laden wanneer u mechanische defecten hebt vastgesteld, maar laat de accu
nakijken door een vakman.
5.
Lees de veiligheidsinstructies en de gebruiksaanwijzing van de fabrikant zorgvuldig door voordat u de lader aansluit
op
een nieuwe accu
. Volg, indien van toepassing, de instructies betreffende het vullen van zuur zorgvuldig en
nauwkeurig op.
gebruiK VAN de oPtimAte 2: begiNNeN met lAdeN
omwille van de veiligheid zal de uitgang van de optimate enkel geactiveerd worden indien er een accu met nog
minstens 2V aan wordt gekoppeld.
lege VerWAArloosde Accu's:
het volgende grondig lezen, in het bijzonder voor relatief kleine accu's voor
gebruik op bromfietsen, grasmaaiers, jetski’s, sneeuwscooters en dergelijke:
Een accu die lange tijd diep ontladen
blijft, kan permanente schade ontwikkelen in één of meer cellen. Deze accu's kunnen oververhitten tijdens het laden. Stop
het laden onmiddellijk indien de accu onaangenaam heet aanvoelt.
Controleer de temperatuur van de accu tijdens het eerste uur en daarna om het uur. Kijk uit voor ongewone tekenen zoals
borrelend of lekkend elektrolyt, een verhoogde activiteit in één cel in vergelijking met andere of een sissend geluid. Indien
de accu onaangenaam warm aanvoelt of als u ongewone zaken ziet, ONTKOPPEL DE LADER DAN ONMIDDELLIJK.
eco-stroombesPAriNgsmodus WANNeer de lAder oP het eleKtriciteitsNet is
AANgesloteN:
De vermogensomzetter wordt in de ECO-modus gezet wanneer de lader niet is aangesloten op een
accu. Dit resulteert in een zeer lage stroomopname van minder dan 0,5W, wat overeenkomt met een stroomverbruik van
0,012 kWh per dag. Als er een accu is aangesloten op de lader is het stroomverbruik afhankelijk van de stroombehoefte van
de accu en het aangesloten voertuig / de elektronische circuits. Wanneer de accu opgeladen is en het laadprogramma in de
langetermijnonderhoudslaadmodus staat (om de accu 100% vol te houden) wordt het totale stroomverbruik geschat op
0,060 kWh per dag of minder.
de leds hieronder en de desbetreffende paragrafen zijn in de volgorde van het laadprogramma genummerd.
Model: TM420
INPUT/SECTEUR/RED/NETZ/ALIM./
INGANG/INSPÄNNING:
100-240V 50-60Hz
0,23A@100Vac / 0,15A@240Vac
OUTPUT/SORTIE/SALIDA/LEISTUNG/
USCITA/UITGANG/UTSPÄNNING/
SAIDA:
12V 0,8A
3 - 96Ah
LED #4 - MAINTAIN
LED #3 - CHARGE
LED #1 - AC POWER (100-240V)
LED #2 - Reverse polarity
1.
led #1 – contact aan. deze led bevestigt de Ac stroomtoevoer naar de lader. lichtintensiteit is laag gedurende
de eco-stroombesparingsmodus
2.
led #2 toont omgekeerde polariteit - foute aansluiting. Keer om voor correcte aansluiting.
3.
laden en ladingcontrole
3.1.
LADEN: De BULK-LAADfase (LED #3) levert een constante stroom van ongeveer 1,0Ampère max. aan de accu,
met een spanning tot 14,2 - 14,5V.
3.2.
CONTROLE: LED #4 zal knipperen terwijl het circuit het laadniveau van de accu controleert. Indien de accu verder
moet geladen worden, keert het programma voor korte periodes terug naar BULK laden (LED #3) om een
variabele stroompuls te geven. Deze herhaling gebeurt zo vaak als nodig, tot de stroomtoevoer lager is dan