32
NEDERLANDS
2
1
7
9
15
0
3
6
9
12
15
11
13
17
Bereik van de maximale gereguleerde
stroming Q (gas) als een functie
van de maximale uitlaatdruk Pu
van gas naar de brander, volgens EN 88.
Gas van familie II
Q [gas] [m
3
/u, d = 0.6]
15
0
2
4
6
8
17
19
21
23
25
Gas van familie III
Q [gas] [m
3
/u, d = 1.7]
Pu [mbar]
MECHANISCHE AANSLUITINGEN
Algemene opmerkingen
Open verzegelde onderdelen niet. Draai de montageschroeven niet los. Verwijder geen labels. Vermijd schokken
(stoten, vallen enz.). Verwijder de stofkappen enkel tijdens de installatie. Overschrijd de aanbevolen draaimomenten
niet. Controleer of het gas in de richting stroomt die in de vorm van een pijl is aangeduid op de behuizing. Vermijd dat
vreemde voorwerpen in de regulateur binnendringen tijdens de installatie.
Let er vooral op dat de inlaat- en uitlaatleidingen proper zijn. Zorg ervoor dat de buigspanning van de regulateur niet
meer dan 35 Nm bedraagt en het draaimoment niet meer dan 25 Nm. Gebruik de moersleutel enkel op de aangeduide
aandraaiplaatsen wanneer u aansluitingen maakt.
INSTALLATIE
De 828 NOVAMIX regulateur is in overeenstemming met de huidige veiligheidsnormen.
Niettemin moet bij de installatie ervan op apparaten worden rekening gehouden met de specifieke normen die gelden
voor elke installatie. U moet er zich in het bijzonder van vergewissen dat aan de eisen in verband met het aantal en de
klasse van de automatische afsluitkleppen en de klasse van de drukregelaar is voldaan. Alle werkzaamheden die
verband houden met installatie, instelling en regeling mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel, op
basis van de specifieke kenmerken van het apparaat. De 828 NOVAMIX regulateur moet zodanig worden aangesloten
en geïnstalleerd dat er geen behoefte aan gas is als er geen luchtstroming is.
Met name het risico op verstopping of loskoppeling van de leidingen van het pneumatisch circuit moet worden
vermeden. De regulateur mag enkel worden geïnstalleerd in gasapparaten en is niet geschikt voor buitengebruik.
Pu [mbar]
BEDIENING
De inlaatdruk kan worden afgelezen op testpunt E met beide automatische afsluitkleppen buiten werking.
Wanneer de spanning van de automatische afsluitklep EV1 wordt ingeschakeld, wordt gas toegevoerd naar de
spaarbranderuitlaat (toepassingen met intermitterende waakvlam) na een doorgang door de inlaatfilter, de
spaarbranderfilter en het stromingsregelapparaat naar de spaarbrander RQ.
Wanneer beide automatische afsluitkleppen in werking zijn, wordt de gasstroming naar de hoofdbrander geopend. De
uitlaatdruk kan worden afgelezen op testpunt A. De gasuitlaatdruk is in verhouding met de differentiële druk Dr van
toegevoerde lucht naar inlaten F. De regelschroef Q bepaalt de waarde van de uitlaatdruk met een inlaatsignaal van
nul (nulinstelling of offset). De Dr van lucht kan worden afgelezen op testpunten G.
Inlaatdrukwaarde [mbar]
Gas
Curve
Nominaal Maximum
Minimum
2H
1
20
25
17
2L
2
25
30
20
Inlaatdrukwaarde [mbar]
Gas
Nominaal Maximum
Minimum
d=1.7
30
35
25
Содержание 828 NOVAMIX
Страница 2: ......
Страница 3: ...English GB 11 6 Italiano I Français F 23 18 Deutsch D 29 24 Nederlands NL 35 30 17 12 ...
Страница 4: ......
Страница 36: ......