33
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Algemene voorzorgsmaatregelen
Alle elektrische aansluitingen moeten worden gemaakt in overeenstemming met de huidige elektrische normen. Controleer of
de toevoerspanning en de frequentie overeenstemmen met de waarden die vermeld staan op het label op de regulateur. Ga
na of alle aansluitingen, vooral de aardingsaansluiting, juist zijn gemaakt. Bij de modellen die werken op netvoeding moeten
de elektrische aansluitingen worden gemaakt met behulp van aangepaste connectors. Om meer bepaald na te gaan of de
regulateur altijd is aangesloten op het aardingscircuit van het apparaat, moet de EV2-spanningsconnector, waarin zich de
aardingsklem bevindt, altijd gebruikt worden en moeten de schroeven beveiligd zijn tegen loskomen. De modellen met een
voeding van 24 V wisselstroom moeten worden gevoed door een isolatietransformator (met een zeer lage
veiligheidsspanning volgens de norm EN 60742). Gebruik voor aansluiting van deze modellen AMP 6,3x0,8 DIN 46244-
klemmen als alternatief voor de connectors. Maak de aansluitingen in overeenstemming met de technische richtlijnen van het
gebruikte vlamcontrolemechanisme en/of met de specifieke normen die gelden voor het apparaat. De elektrische
stroomafsluitende veiligheidsmechanismen (bijv. het vlamcontrolemechanisme, de thermostaat, enz.) moeten de voeding
naar beide elektromagnetische kleppen tegelijk afsluiten.
Pu
∆
p
Regeling van de offset-waarde.
Met het pneumatische stuursignaal bij
∆
p
(lucht) op de minimumwaarde (ventilator
draaiend aan minimumsnelheid), de
regelschroef
Q
zodanig draaien dat de
effectieve waarde samenvalt met de
gewenste theoretische waarde.
Draaien in wijzerzin:
karakteristiek verschuift naar links.
Hoofdgasaansluitin
De aansluiting moet worden gemaakt met behulp van gasleidingen met Rp 1/2 ISO 7 draad. Draaimoment: 25 Nm. Als bij
wijze van alternatief flenzen (verkrijgbaar op aanvraag) worden gebruikt, moet u eerst de leidingen op de flenzen schroeven
en vervolgens de flenzen op de regulateur. Aanbevolen draaimoment voor flensbevestigingsschroeven: 3 Nm.
Aansluiting op de spaarbrander
Leidingen van Ø 4 mm, Ø 6 mm of Ø 1/4" kunnen worden gebruikt. Gebruik wartelmoer en spanring met de juiste
afmetingen. Draai vast met een draaimoment van 7 Nm.
OPGELET:
als de spaarbranderuitlaat niet wordt gebruikt, moet hij worden afgedicht met de in optie verkrijgbare plug
met codenummer 0.972.041. Draaimoment: 7 Nm.
Aansluiting op de pneumatische stuursignalen
Deze aansluiting moet worden uitgevoerd op een manier dat er geen gevaar bestaat wanneer er vraag is naar gas bij
afwezigheid van luchtstroming. Hiervoor worden uitsluitend metalen leidingen van Ø 4 mm, Ø 6 mm of 1/4" aanbevolen.
Gebruik wartelmoer en spanring met de juiste afmetingen. Draai de moeren vast met een draaimoment van 7 Nm.
OPGELET:
Controleer na het maken van alle mechanische aansluitingen of er geen gaslekken zijn.
B
Pu
∆
p
Regeling van minimale uitlaatdruk Pu (min).
Bij afwezigheid van pneumatisch
stuursignaal (
∆
p (lucht) = 0 naar inlaten F),
schroef
N
verdraaien.
Draaien in wijzerzin:
druk Pu (min) neemt toe.
A
INSTELLINGEN EN REGELINGEN
Alle regelingen moeten gebeuren op basis van de specifieke kenmerken van het apparaat en slechts nadat de
regulateur is geïnstalleerd op het apparaat. Controleer de inlaat- en uitlaatgasdruk met behulp van de voorziene
druktestpunten E, A en G. Dicht na het testen zorgvuldig de testpunten af met de bijgeleverde schroeven. Aanbevolen
draaimoment: 2,5 Nm.
Alle regelingen moeten worden uitgevoerd in onderstaande volgorde.
Model met verhoudingsregelaar.
(lucht)
(lucht)
NEDERLANDS
Содержание 828 NOVAMIX
Страница 2: ......
Страница 3: ...English GB 11 6 Italiano I Français F 23 18 Deutsch D 29 24 Nederlands NL 35 30 17 12 ...
Страница 4: ......
Страница 36: ......