46
2.1
VERWARMINGSRUIMTE
De verwarmingsruimte dient te vol-
doen aan alle eisen en normen voor
verwarmingsinstallaties die op vloeiba-
re brandstoffen werken.
2.2
AFMETINGEN VAN DE
VERWARMINGSRUIMTE
Zet het verwarmingslichaam op een
speciaal onderstel met een hoogte van
minimaal 10 cm. De ondergronden
waarop het lichaam steunt dienen een
afvoer mogelijk maken; hiervoor dienen
zo mogelijk ijzeren platen te worden
gebruikt. Tussen de wanden van de ver-
warmingsruimte en de ketel dient een
ruimte vrij te worden gelaten van ten
minste 0,60 m. Tussen de bovenkant
van de ketel en het plafond dient ten
minste 1 m te zitten. Voor ketels met
een ingebouwde boiler kan deze afstand
worden verlaagd tot 0,50 m (de hoogte
van de verwarmingsruimte mag hoe
dan ook niet lager zijn dan 2,5 m).
2.3
DE INSTALLATIE AANSLUITEN
Vóór u de hydraulische leidingen aan-
sluit, moet u controleren of de aanwij-
zingen van fig. 1 strikt zijn opgevolgd.
Aangezien deze aansluitingen gemak-
kelijk moeten kunnen worden gede-
monteerd gebruikt u bij voorkeur drie-
delige roterende koppelingen.
De installatie moet van het type zijn
met een dicht expansievat.
2.3.1
Aanbevolen accessoires
voor de “ARB” ketel
Teneinde een juiste werking van de
ketel te garanderen is het noodzakelijk
op de bus van 3/8" van de vertrek C.V.
een automatische ontluchtingsklep (3
fig. 2) te plaatsen en op de bus van
1/2" een voor 3 bar geijkte veiligheids-
klep (4 fig. 2). Daarnaast dient een
voor 7 bar geijkte veiligheidsklep (9 fig.
2) te worden geïnstalleerd op de koud
water-aanvoer van de boiler ter voor-
koming van het risico van breuk tenge-
volge van een incidenteel verhoogde
overdruk. Voor het geval de veiligheids-
klep opengaat, wordt meestalaangera-
den om in het warm water- circuit een
expansievat (8 fig. 2) van 5 liter te
plaatsen met een maximale druk van 8
bar. Het expansievat dient te zijn voor-
zien van een rubberen wand zoals voor
voedingswaren wordt gebruikt.
De verwarmingspomp moet aan de
achterzijde van de ketel worden
gemonteerd ter vervanging van het
aansluitstuk (14 fig. 2).
2.3.2 De installatie vullen
Alvorens de ketel aan te sluiten is het
goed om water door de leidingen van
1.5
WAND VAN DE
VERBRANDINGSKAMER
De verbrandingskamer is van het type
met rechtstreekse doorlaat voldoet
aan de norm pr EN 303-3 bijlage E.
De afmetingen staan aangegeven op
fig. 3. De hittebestendige steen wordt
geleverd op de hele serie
“AR”
en
“ARB”
.
1.5.1
Montage van de brander
De ketel wordt gereed voor de monta-
ge van de brander geleverd. De afme-
tingen van de bevestigingsflens zijn
aangegeven in fig. 4. De branders moe-
ten zodanig worden afgesteld dat de
CO2 overeenstemt met de waarde die
in punt 1.3 staat aangegeven met een
tolerantie van ± 5%.
2
INSTALLATIE
Fig. 3
L
Volume
mm
m
3
AR3
277
0,013109
AR4 - ARB4
377
0,019028
AR5 - ARB5
477
0,024947
Fig. 4