Pagina NL-22
SITRANS LR250 (FF) – QUICK START HANDLEIDING
7ML19985XN82
mm
mm
m
N
e
derl
ands
Stel de Device Tag in via de AMS Device Manager:
a)
Start AMS Device Manager – AMS Device Manager.
b)
Kies vanuit de Device Connection View, rechts op het FF Netwerk symbool en kies
Rebuild Hierarchy.
c)
Klik rechts op het apparaatsymbool en kies Rename uit het menu.
d)
Voer een device tag in en druk op Enter.
Opstarten
1)
Start AMS Device Manager – AMS Device Manager. (Wanneer AMS al draait, ga dan
naar stap 4.)
2)
Klik vanuit de Device Connection View, rechts op het FF netwerksymbool en kies Rebuild
Hierarchy.
3)
Dubbelklik op het apparaatsymbool om het startscherm te openen. Het startscherm toont
apparaat-identificatiegegevens en een navigatievenster aan de linkerzijde van het
scherm. (De Block Status zal Out of Service aangeven bij de eerste keer opstarten.)
4)
Voer vervolgens een master reset uit.
Master reset
Een master reset wordt aanbevolen voorafgaande aan het configureren van een nieuw
apparaat. (Block Status moet Out of Service zijn om een master reset uit te kunnen voeren.)
1)
Ga naar Configure/Setup > Resource > Operation > Methods en klik op het
dialoogvenster.
2)
Klik in het veld General op Master Reset en klik op Next om te resetten op de
fabrieksstandaarden. Klik op Next om de default te resetten naar Factory Defaults.
3)
Klik op FINISH en start vervolgens de AMS opnieuw om de instellingen weer te laden.
Scan vervolgens het apparaat.
Scan Device
Scan Device upload de parameters van het apparaat (synchroniseert parameters) naar de
AMS Device Manager.
1)
Open het vervolgkeuzemenu Actions – Scan Device (upload parameters van het apparaat
naar de AMS).
2)
De volgende stap bij het toevoegen van een nieuw apparaat is het configureren en
kalibreren van het apparaat via de Quick Start Wizard.
Sensorkalibratie
De LR250 FF hoeft niet gekalibreerd te worden; configureren met de Quick Start Wizard
hieronder is voldoende.
Configureren van een nieuw apparaat
Configureer een nieuw apparaat m.b.v. de Quick Start Wizard, die u kunt vinden in het
Resource Block van de functiegroep Configure/Setup.