���
���
B
A
C
S
F
E
E
F
F
G
O
F
E
N
TR 40 V (3 ~)
Q
Q
h / v
Q
TR 40 V (1 ~)
O
Uitvoeringen
Dit bedieningsvoorschrift is geldig voor de volgende drooglopende schottenpompen van de serie: TR 40 V, TR 60 V en TR 80 V.
Ze hebben een nominale volumestroom van 40, 60 en 80 m
3
/h bij 50 Hz. . Het verband tussen volume en druk wordt weergegeven in het
gegevensblad D 121.
Beschrijving
De genoemde serie heeft zuigzijdig een aansluiting met draad en drukzijdig een geluiddemper. De aangezogen lucht wordt door een ingebouwd
microfilter gereinigd.
De koeling van het pomphuis gebeurt door een tussen motor en pomphuis aangebrachte koelventilator.
Motor en pomp hebben een gemeenschappelijke as. De regelventielen staan het instellen van het vacuüm op de gewenste waarde toe met een
begrensde bovenwaarde van 100mbar.
Toebehoren: Indien nodig terugslagklep (ZRK), voorfilter (ZFP) motorbeveiligingsschakelaar (ZMS).
Toepassing
De machines zijn geschikt voor industriële toepassing, d.w.z. dat de beveiligingen conform EN DIN 294 zijn volgens tabel 4 voor
personen boven de 14 jaar.
De TR...V is geschikt voor het evacueeren van een gesloten ruimte of voor een continue vacuum dat ligt tussen 100 mbar en 1000mbar (abs).
De omgevingstemperatuur en de aanzuigtemperatuur moet tussen de 5 en 40° C liggen. Bij temperaturen buiten dit bereik
verzoeken we u om overleg met ons te plegen.
Deze drooglopende vacuümpompen zijn geschikt voor het verpompen van lucht met een relatieve vochtigheid van 30 tot 90 %.
Er mogen geen gevaarlijke mengsels (b.v. brandbare of explosieve gassen of dampen),extreem vochtige lucht, agressieve gassen,
waterdamp, oliedamp of oliesporen of vetten aangezogen worden.
De standaard uitvoering mag niet in ruimten gebruikt worden die explosie gevaarlijk zijn.
Bij toepassingen, waarbij een onbedoeld afzetten of uitval van de druk-vacuümpomp tot gevaarlijke situaties voor personen of
installaties kan leiden, moeten hiertegen voldoende veiligheidsmaatregelen genomen worden.
Onderhoud en opstelling (figuur
���
,
���
en
���
)
Bij pompen op bedrijfstemperatuur kunnen de oppervlakken (Q) boven de 70° C stijgen. Daar dient men aanraken vermijden.
Bij inbouwen van de pomp moet voor het onderhoud aan het aanzuigfilter (S), huisdeksel (G) en vetnippel (L) minstens 30 cm ruimte aanwezig
zijn. Verder moet er op gelet worden, dat de koellucht toevoer (E) en de koeluchtuitstroomopening (F) minstens op 10 cm van de dichtsbijzijnde
wand liggen. (Uitgeblazen koellucht mag niet opnieuw aangezogen worden).
De TR...V kan slechts in horizontale positie probleemloos gebruikt worden.
Bij opstelling 1000 m boven de zeespiegel zal een capaciteits vermindering optreden. In deze gevallen verzoeken wij u om overleg
met ons te plegen.
De opstelling van de vacuümpomp op een vaste ondergrond is zonder verankering mogelijk. Bij opstelling in een constructie bevelen we het
toepassen van trillingsdempers aan. De trillingen van deze schottenpompen zijn zeer gering.
Installatie (figuur
���
,
���
en
���
)
Bij opstelling en gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden.
1. Vacuüm aansluiting op (A).
De uitlaat lucht kan door een geluiddemper afgevoerd worden (B), of via een slanaansluiting en een leiding.
Bij dunne en/of lange leidingen vermindert de capaciteit van de vacuümpomp.
2. De elektrische motorgegevens zijn op het typeplaatje of het motortypeplaatje aangegeven. De motoren voldoen aan de DIN/VDE 0530 en zijn
in de beschermingsklasse IP 54 en de isolatieklasse F uitgevoerd. Het bijbehorende aansluitschema bevindt zich in de klemmenkast van de
motor. (vervalt bij uitvoeringen met stekker). Motorgegevens moeten met die van het aanwezige elektriciteitsnet vergeleken worden.( Soort
stroom, spanning, frequentie van het net, toegestane stroomstekte).
3. Motor via motorbeveilgingsschakelaar aansluiten. ( voor de afzekering is een motorbeveiligingsschakelaar en voor de trek ontlasting van de
aansluitkabel is een een Pg-wartel nodig).
We adviseren het gebruik van motorbeveiligingsschakelaars, welke de uitschakeling van de pomp tijdvertraagd uitvoeren, afhankelijk van een
te hoge stroom. Kortstondige stroom overbelasting kan bij een koude start op treden.
De elektrische installatie mag alleen door een erkende installateur met in achtname van NEN 60204 elektrisch aangesloten worden.
De gebruiker dient voor een werkschakelaar te zorgen.