140
Laadstroombegrenzing
DE
EN
FR
IT
ES
PT
NL
SV
FI
DA
NO
EL
CZ
HU
PL
HR
SR
SK
SL
ET
LT
LV
RO
BG
MK
4.
De lader schakelt na enkele minuten over
op stand-by.
Het voertuig wordt geladen.
Laden pauzeren
Door de aansturing door het voertuig kan er een
laadpauze optreden, bijvoorbeeld om het
stroomverbruik te optimaliseren.
Op de bedieningseenheid wordt een laadpauze
aangegeven:
Het voertuig hervat het laden vanzelf weer.
Het laadproces kan bij het voertuig worden gestopt.
Laden beëindigen
b
Het afsluiten van het laadproces is gelukt.
e
Maak de oplaadsteker (voertuigzijde) los van
de oplaadaansluiting (voertuigzijde).
Laadstroombegrenzing
De bedieningseenheid herkent automatisch
de spanning en de beschikbare stroomsterkte.
Via de laadstroombegrenzing kan worden ingesteld
met welk vermogen er wordt geladen. De laatst
ingestelde laadstroom wordt opgeslagen.
Bij het leveren wordt de laadstroom tot 50 % beperkt
om te voorkomen dat de elektrische installatie
oververhit raakt.
Als de lader met een energiemanager is verbonden,
dan beperkt deze de laadstroom volgens
de ingestelde specificaties in de energiemanager.
De maximaal beschikbare laadstroom kan
bijvoorbeeld ook door andere verbruikers in het
thuisnet worden verminderd, bijv. door een
elektrische verwarming of een boiler.
Het laadvermogen mag in geen geval hoger worden
ingesteld als het maximaal beschikbare vermogen
van het gebruikte circuit. Neem bij onduidelijkheden
contact op met een gekwalificeerde elektromonteur.
Aardingscontrole
Aardingscontrole deactiveren
b
Op het display wordt een foutmelding voor een
onderbroken of afwezige aarding weergegeven:
b
De Aardingscontrole heeft het laadproces
onderbroken of verhindert dat deze begint.
1.
Annuleer de foutmelding met
B
EVESTIGEN
om
de Aardingscontrole te deactiveren.
2.
Houd de power-toets 3 seconden ingedrukt.
3.
Annuleer de uitschakeling van
de Aardingscontrole met
B
EVESTIGEN
.
De deactivering geldt ook voor de volgende
laadprocedures.
Aardingscontrole activeren
Als de lader op een geaard lichtnet wordt
aangesloten, moet de Aardingscontrole worden
ingeschakeld.
1.
Open het menu
A
ARDINGSCONTROLE
(
I
NSTELLINGEN
>
A
ARDINGSCONTROLE
).
2.
Activeer de Aardingscontrole met
A
CTIVEREN
.
Als de Aardingscontrole is ingeschakeld,
wordt de menu-optie
A
ARDINGSCONTROLE
niet
in het menu
I
NSTELLINGEN
aangegeven.
Informatie
– Het laadproces wordt nu door het voertuig
aangestuurd. Het laadproces kan alleen bij
het voertuig worden gestopt.
– Wanneer de lader niet op stand-by staat,
wordt de laadstatus in het display aangegeven.
Het display kan weer worden ingeschakeld door
op de power-toets te drukken.
– Een overtemperatuuruitschakeling voorkomt dat
de temperatuur bij het laden te hoog oploopt.
Power-toets licht wit op.
Status-led’s knipperen blauw.
Het scherm wordt ingeschakeld.
Power-toets licht wit op.
Status-led’s lichten groen op.
Het display wordt ingeschakeld en hierop
is’informatie over de afgesloten laadprocedure
te zien. Na enkele minuten schakelt de lader
over op stand-by.
GEVAAR
Elektrische schok,
kortsluiting, brand,
explosie, vuur
Als de lader zonder actieve Aardingscontrole wordt
gebruikt, kan dit kortsluiting, elektrische schokken,
explosies, brand of brandwonden veroorzaken.
e
Gebruik de lader bij voorkeur met stroomnetten
die zijn geaard.
e
Deactiveer de Aardingscontrole alleen bij
nietgeaarde lichtnetten.
e
Activeer de Aardingscontrole bij geaarde
lichtnetten.
f
Zie het hoofdstuk “Aardingscontrole
Power-toets licht rood op.
Status-led’s lichten rood op.
Er verschijnt een foutmelding in het display.
9Y0.012.003.A-EU.book Page 140