101
NL/BE
De nodige lasstroom is afhankel
ijk van
de gebruikte lasdraaddiameter, van
de materiaaldikte en van de gewenste
branddiepte. Ook moeten de te over-
bruggen afstanden van de te lassen
werkstukken in acht worden genomen.
Richtwaarden voor de draadaanvoer
en lasstroom, voor gangbare gevulde
draden, treft u aan in de tabel aan de
binnenzijde van de afdekking van de
draadaanvoereenheid
1
.
z
Lassen
Overbelastingsbeveiliging
Het lasapparaat is beveiligd tegen ther-
mische overbelasting door een automa-
tische veiligheidsinrichting (thermostaat
met automatische herinschakeling).
De veiligheidsinrichting onderbreekt het
stroomcircuit bij overbelasting en het
gele controlelampje Overbelastingsbe-
veiliging
11
brandt.
Bij activering van de veiligheidsin-
richting laat u het apparaat afkoelen.
Na ca. 15 minuten is het apparaat
weer gereed voor bedrijf.
Lasschild
WAARSCHUWING
RISICO VOOR DE GEZONDHEID!
Wanneer u het lasschild niet gebruikt,
kan de vlamboog UV-straling en hitte
verspreiden die schadelijk zijn voor de
gezondheid en uw ogen verwonden.
Gebruik het lasschild altijd wanneer
u last.
WAARSCHUWING
VERBRANDINGSGEVAAR!
Gelaste werkstukken zijn zeer heet,
waardoor u zich eraan kunt verbran-
den. Gebruik altijd een tang om gelaste,
hete werkstukken te verplaatsen.
Nadat u het lasapparaat
elektrisch hebt aangesloten,
gaat u als volgt tewerk:
Verbind de massakabel met de mas-
saklem
6
met het te lassen werkstuk.
Let erop dat er een goed elektrisch
contact is.
Op de te lassen plaats moeten roest
en verf van het werkstuk worden
verwijderd.
Kies de gewenste lasstroom en de
draadaanvoer afhankelijk van de
lasdraaddiameter, materiaaldikte en
gewenste branddiepte, zoals eerder
werd beschreven.
Leid het toortsmondstuk
37
naar de
plaats van het werkstuk waar moet
worden gelast en houd het lasschild
23
voor uw gezicht.
Druk de toortsknop in
8
om een
vlamboog te verkrijgen. Wanneer de
vlamboog brandt, voert het apparaat
draad in het smeltbad.
De optimale instelling van lasstroom
en draadaanvoersnelheid bepaalt
u met behulp van testen op een
proefstuk. Een goed ingestelde vlam-
boog heeft een zachte, gelijkmatige
zoemtoon.
Bij een scherp of hard geknetter,
verlaagt u de draadaanvoersnelheid
of schakelt u naar een hoger presta-
tieniveau (lasstroom verhogen).
Wanneer de lasspleet groot genoeg
is, wordt de toorts
7
langzaam
langs de gewenste zijde geleid. De
afstand tussen het gasmondstuk en
werkstuk moet zo kort mogelijk zijn
(in geen geval groter dan 10 mm).
Pendel eventueel lichtjes om het
smeltbad een beetje te vergroten.
Voor degenen met minder ervaring
bestaat de eerste moeilijkheid uit
het vormen van een passende
vlamboog. Daarvoor moeten de
lasstroom en de draadaanvoersnel-
heid juist worden ingesteld.
Inbedrijfstelling
Содержание 332971 1907
Страница 11: ...A B C D 15 16 17 19 20 21 18 E 22 23 24 25 5 1 2 6 4 3 11 12 7 8 29 30 14 13 28 27 9 10 14 14 14 26 26 ...
Страница 12: ......
Страница 41: ...32 DE AT CH ...
Страница 117: ...108 NL BE ...
Страница 145: ...136 PL ...