20 | Ottobock
17B97=L16, =R16, =L20, =R20
orthese stelt, verschillende vormen nodig zijn. Hiervoor worden verschillende versterkingsvezels,
met elk hun specifieke eigenschappen, doelgericht ingezet.
Belangrijke materialen voor de orthesebouw met gietharstechniek zijn:
* 743R6 Uitlijnset voor orthesescharnieren
* 99B8=100×26×5, 99B8=130×26×5, PVA folie kous
* 623S6=15 decorstof “Urgent”
* 617H55=0,9 carbon-acrylhars
* 616G12 koolstofmat
* 616G15=2×5 koolstof gevlochten kous
* 616B1=50×5 koolstof weefselband, éénrichting
* 623T9=12 Nylglas tricotkous, wit
3 Werkwijze
3.1 Toepassen van de lamineerhulp
Na het demonteren van de vergrendelingspal moet men de lamineerhulp inzetten (afb. 2) Daarbij
wordt het scharnier op de uitlijnadapter maat 3 (zie uitlijnset voor orthesescharnieren 743R6) ge-
schroefd worden (afb.3). De lamineerhulp moet de scharnieren in extensie fixeren en overmatige
ophoping van hars in het scharnier vermijden. De sluitpen, de schroefkoppen en het veerkanaal
dienen met plastiline 636K6 te worden afgedekt.
3.2 Systeem ingietstang
De lamineerset 17B97 omvat 4 systeem ingietstangen 17Y128 uit roestvrij staal voor de systeem
kniescharnieren.
Het uiteinde van de ingietstang is geprofileerd om een betere verankering met het composietma-
teriaal te bereiken (afb.2). Het afgeschuinde stuk met boorgat (4,2 mm) dient voor de bevestiging
van het profielmateriaal 17Y106.
Blijkt het, dat bij de mediale condyle de stang sterk gebogen moet worden, dan kan een stang
van 100 mm worden gebruikt (bv. 17B128=16x100). Ook is er een ingietstang met kuitvorm ver-
krijgbaar (17Y129). Bij het afwerken van de orthese worden de systeem- ingietstangen in, de
in het scharnier voorziene opname van de stangen met Ottobock 2-componentenlijm (niet bij de
levering inbegrepen) vastgelijmd en vervolgens vastgeschroefd.
3.3 Profielmateriaal
Na het instellen van de ingietstangen op het gipspositief (afb.4) verwerkt men het profielmateriaal
17Y106 als verbindingselement op het systeem enkelscharnier. Dit profielmateriaal bestaat uit
PVC schuim en is bedoeld om afstand te houden tussen het wapeningsmateriaal en de neutrale
vezels. Door zijn chemische eigenschappen is een verkleving met de acrylmatrix mogelijk.
Een verbinding met de systeem-ingietstangen komt tot stand door de holnieten (afb.5). Het pro-
fielmateriaal kan thermoplastische vervormd worden met behulp van hetelucht (80°C). Kleine
vervormingen zijn ook koud mogelijk (afb.6).
3.4 Geleider voor de trekkabel
Om een kanaal te maken voor de perlonkabel (2 mm) van de vergrendelingspal wordt de geleider
21A18=3 in de wapening geïntegreerd en na uitharden weer verwijderd. Voor het vormen van de
geleider (afb.7) kan men gebruik maken van een föhn (op 180°C). De geleidingskabel hoeft niet
tegen hars geïsoleerd te worden. Om het te verwijderen moet deorthese op het gipspositief blijven
om het uittrekken te vergemakkelijken (afb.8).