Gebruiksaanwijzing
58
NL
17. Afstandsbediening / laserontvanger
17.1 Uitvoering
17.2 Functies van de radiografische afstandsbediening
Met de afstandsbediening kan de rotatielaser binnen een straal van maximaal 50 m worden
bestuurd. Er hoeft geen zichtcontact tussen de afstandsbediening en de rotatielaser te bestaan.
De afstandsbediening functioneert ook bij uitgeschakelde laserontvanger.
Opm.:
•
De afstandsbediening en de rotatielaser maken gebruik van een intelligente codering van
de overgestuurde commando's om te waarborgen dat de rotatielaser niet kan worden
beïnvloed door ongewenste storingsbronnen (garagedeuropeners etc.).
•
Als er een commando door de afstandsbediening is gestuurd, dan geeft deze een korte
pieptoon af.
•
Op de rotatielaser is de ontvangst van besturingssignalen van de afstandsbediening te
herkennen aan het knipperen van lampje 7
Tip:
Gelijke symbolen op de afstandsbediening en op de rotatielaser hebben ook dezelfde
betekenis.De volgende functies kunnen met behulp van de afstandsbediening worden
gecontroleerd:
Functie
Toetsen
Zie hoofdstuk
Instellen van het toerental
12, 11 en 18 6.1
Lijnbreedte en positie
17, 11 en 18 6.2
Instelling hellingshoek laservlak met de hand 19, 11 en 18 6.3
Aan de bovenkant bevinden
zich twee magneten voor de
bevestiging van de laseront-
vanger op stalen onderde-
len.
magneten
De laserontvanger heeft een
duidelijke nulmarkering die
50 mm van de onderkant en
75 mm van de bovenkant
verwijderd is.
50mm
75mm