Gebruiksaanwijzing
56
NL
16. Functies van de laser stap voor stap
16.1 Instellen van de rotatiesnelheid
Na het inschakelen loopt de rotatielaser op het hoogste toerental (500 t/min). Dit kan op twee
manieren worden veranderd:
16.1.1 Opvragen
voorgeprogrammeerde toerentallen
Door het indrukken van toets 2 resp. 12 wordt één van de drie voorgeprogrammeerde
toerentallen (200 t/min., 250 t/min. en 500 t/min.) volgens het volgende schema geselecteerd.
500 t/min
350 t/min
200 t/min
(start)
16.1.2 Traploze
instelling van het toerental
De rotatiesnelheid kan tussen 200 t/min. en 500 t/min. met
behulp van de toetsen 1 resp. 11 (vermindering van het
toerental) en 10 resp. 18 (verhoging van het toerental) ook
traploos worden ingesteld.
Als na deze fijninstelling van het toerental toets 2 resp. 12 wordt ingedrukt, dan wordt het als
laatste met deze toets geselecteerde toerental weer ingesteld.
16.2 Scan- punt-modus
De scan - punt-modus wordt geactiveerd door het indrukken van toets 9 resp. 17. De volgende
lijnbreedtes zijn beschikbaar:
•
0° (puntmodus)
•
5°
•
10°
•
15°
Bij elke volgende druk op toets 9 resp. 17 wordt er omgeschakeld naar de eerstvolgende
grotere of kleinere lijnbreedte:
Vermindering van
het toerental
Verhoging van het
toerental