5. DE BUGGYPOD® OP DE WANDELWAGEN
BEVESTIGEN
7. HOOGTE
INSTELLEN
8. VOETSTEUN OPENEN
Houd de Buggypod® verticaal tegen
de bevestigingsklemmen op uw
wandelwagen.
OPMERKING! De bevestigingsnaven
(g) worden los geleverd, en kunnen dus
los over de connectorstang (c) worden
geschoven.
Maak de koploze schroeven op de
bevestigingsnaven vast met de
meegeleverde kleine inbussleutel.
Schuif beide bevestigingsnaven na
elkaar over de 4 groene knoppen op de
bevestigingsklemmen, boven en onder.
Zorg dat alle 4 knoppen goed op hun
plaats zitten.
Zorg dat de connectorstang en de
Buggypod evenwijdig lopen met de
middellijn van de wandelwagen.
Zorg dat het Buggypod®lite-zitje van
achteren gezien, evenwijdig aan de
grond loopt.
6. UITLIJNING VAN DE BUGGYPOD®
49
50
Als dit als gevolg van de hoek van
uw wandelwagenframe niet kan
(bijvoorbeeld bij bepaalde driewielers of
buggy’s die aan de voor- of achterkant
smaller worden), kunt u de adapter
voor de connectorstang (d) gebruiken.
Deze adapter is apart verkrijgbaar bij
de handelaar (zie www.buggypod.
com
voor een compatibiliteitslijst van
wandelwagens waarvan bekend is dat de
adapter voor de connectorstang nodig
is, en bijlage A voor instructies over het
aanbrengen van de adapter).
Controleer of het wiel van de
Buggypod® zover als mogelijk is
uitgelijnd, met de achterwielen
van uw wandelwagen.
Als dat niet het geval is, past u de
positie van de bevestigingsnaven (g)
en het scharnier (ip) aan, door eerst de
koploze schroeven los te draaien, en
vervolgens langs de connectorstang
op de bevestigingsnaven en/of het
scharnier te drukken, totdat het wiel is
uitgelijnd.
Als dat niet het geval is, past u de
hoogte van de steunstang aan door de
zwarte stangvergrendeling 5 mm naar
achteren te trekken, omlaag te draaien
en de vergrendeling te openen. Maak de
telescopische stang dan zo nodig langer
of korter. Laat de stangvergrendeling
los en laat deze terugschieten op zijn
plaats.