43
5. Installeren van de koelstofleidingen
B
C
D
Fig. 5-1
5.1. Voorzorgsmaatregelen voor apparaten die gebruik-
maken van R410A-koelstof
• Zie p. 39 voor niet hieronder vermelde voorzorgsmaatregelen voor
airconditioners die gebruikmaken van R410A-koelstof.
• Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (in kleine hoeveelheden) als koel-
olie om de aansluitingsoppervlakken af te dichten.
• Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme, naadloze C1220-pijpen van koper of
koperlegeringen als koelstofpijpen. Gebruik koelstofpijpen van de in de on-
derstaande tabel aangegeven dikte. Controleer of de binnenkant van de pij-
pen schoon is en vrij van schadelijke stoffen zoals zwavelverbindingen,
oxidanten, vuil of stof.
• Gebruik voor het solderen van de pijpen altijd niet-oxiderend soldeermateriaal.
Indien ander soldeermateriaal wordt gebruikt, kan dit tot beschadiging van
de compressor leiden.
Waarschuwing:
Gebruik bij het installeren of verplaatsen van het apparaat uitsluitend de ge-
specificeerde koelstof (R410A) voor het vullen van de koelstofpijpen. Meng de
koelstof niet met andere koelstoffen en let erop dat er geen lucht in de pijpen
achterblijft. In de leidingen achtergebleven lucht kan drukstoten veroorzaken
die kunnen leiden tot scheuren en andere problemen.
Afmeting pijp (mm) ø6,35
ø9,52 ø12,7 ø15,88 ø19,05 ø22,2 ø25,4 ø28,58
Dikte (mm)
0,8
0,8
0,8
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
• Gebruik geen dunnere pijpen dan hierboven aangegeven.
5.2. Aansluiten van de pijpen (Fig. 5-1)
• Als u koperen pijpen gebruikt, moet u de vloeistof- en gaspijpen met isolatiemateriaal
bekleden (hittebestendig tot 100 °C, dikte van 12 mm of meer).
• De delen van de afvoerpijp die binnenshuis lopen, moeten worden bekleed met
isolatiemateriaal van polyethyleenschuim (relatieve dichtheid 0,03, dikte 9 mm of
meer).
• Doe een dun laagje koelmachineolie op de leiding en het aansluitingsoppervlak
voordat u de “flare”-moer vastdraait.
A
• Draai met gebruik van twee pijptangen de aansluitende leidingen vast.
B
• Gebruik, nadat alle aansluitingen gemaakt zijn, een lekkagedetector of zeepsop
om te controleren of er gaslekken zijn.
• Breng koelolie aan op de aansluitingsoppervlakken.
C
* Breng dit niet aan op de schroefdraad. (Hierdoor zal de flensmoer losraken.)
• Gebruik de flensmoeren als volgt.
D
RP2
RP2.5, 3
RP4-6
Gaszijde
Afmeting leiding (mm)
ø12,7
ø15,88
ø15,88
Binnenmoer
*2
*1
*2
Vloeistofzijde
Afmeting leiding (mm)
ø6,35
ø9,52
ø9,52
Binnenmoer
*2
*1
*1
*1: De optrompmoer is bevestigd aan de bijbehorende leiding.
*2: De flensmoer bevindt zich in de meervoudige verdeelpijp.
Gebruik niet de bevestigde optrompmoer. Als u dit wel doet, kan dit leiden tot een
gaslekkage of zelfs het loskomen van de leiding.
• Let er bij het buigen van de pijpen op dat u deze niet breekt. Een buigstraal van 100
mm tot 150 mm is voldoende.
• Let erop dat de pijpen de compressor niet raken. Hierdoor kunnen ongewone ge-
luiden of trillingen ontstaan.
(1)Begin met het aansluiten van de pijpen bij het binnenapparaat.
Trek de flensmoeren aan met een momentsleutel.
(2)Tromp de vloeistof- en gaspijpen op en breng een dun laagje koelolie aan op de
aansluitingsoppervlakken.
• Als een gewoon pijpafdichtmiddel wordt gebruikt, zie dan Tabel 1 voor het optrompen
van R410A-koelstofpijpen.
Gebruik de maatafstemmingsmeter om de afmetingen A te controleren.
• Gebruik voor het solderen van de pijpen altijd niet-oxiderend soldeermateriaal.
Gebruik uitsluitend soldeermateriaal van goede kwaliteit.
A
Afsnijmaten tromp
B
Aanhaalmoment flensmoer
ø
A
90
°
±
0,5
°
R0,4~R0,8
A
45
°±
2
°
A
(Fig. 5-1)
Buitendiameter koperen pijp
Afmetingen tromp
(mm)
øA (mm)
ø6,35
8,7 - 9,1
ø9,52
12,8 - 13,2
ø12,7
16,2 - 16,6
ø15,88
19,3 - 19,7
ø19,05
23,6 - 24,0
B
(Fig. 5-1)
Buitendiameter koperen pijp Buitendiameter flensmoer
Aanhaalmoment
(mm)
(mm)
(N·m)
ø6,35
17
14 - 18
ø6,35
22
34 - 42
ø9,52
22
34 - 42
ø12,7
26
49 - 61
ø12,7
29
68 - 82
ø15,88
29
68 - 82
ø15,88
36
100 - 120
ø19,05
36
100 - 120