ń
duiding op te knipperen en wordt de instelling automatisch opgeslagen. Na het
activeren van de instelling van de zoommaat wordt in het display 'S' aangege-
ven.
10 Flitstechnieken
10.1 Indirect flitsen
Door indirect te flitsen wordt het onderwerp zachter verlicht en een anders
nadrukkelijke schaduw gemilderd. Bovendien wordt natuurkundig bepaalde lich-
tafval van voor- naar achtergrond verminderd.
Om indirect te kunnen flitsen kan de hoofdreflector
van de flitser horizontaal
en verticaal worden gezwenkt. Ter voorkoming van kleurzwemen in de opnamen
moet het reflecterende vlak neutraal van kleur, c.q. wit zijn.
Let er bij het zwenken van de hoofdreflector
op dat hij voldoende ver
uitgezwenkt wordt zodat er geen rechtstreeks flitslicht uit de hoofdreflec-
tor meer op het onderwerp kan vallen. Zwenk daarom minstens tot de
60° klikstand. Bij gezwenkte hoofdreflector
vindt er in het display
geen aanduiding voor de reikwijdte meer plaats! Als de kop van de hoof-
dreflector gezwenkt wordt, wordt deze naar een stand van groter dan /
gelijk aan 70 mm gestuurd, zodat er geen rechtstreeks strooilicht op het
onderwerp kan vallen. Daarbij vindt er ook geen aanduiding van de flits-
reikwijdte en de zoomstand van de hoofdreflector plaats.
☞
10.2 Indirect flitsen met een reflectiekaart
Door indirect te flitsen met de ingebouwde reflectiekaart
kunnen bij personen
spitslichtjes in de ogen worden verkregen:
• Zwenk de reflectorkop 90° naar boven.
• Trek de reflectiekaart
samen met de groothoekdiffusor boven uit de reflec-
torkop naar voren.
• Houd de reflectiekaart
vast en schuif de groothoekdiffusor
terug in de
reflectorkop.
10.3 Dichtbijopnamen / macro-opnamen
In het dichtbijbereik en bij macro-opnamen kan door het parallaxverschil tussen
flitser en objectief onderaan het beeld een schaduwrand ontstaan. Om dit tegen
te gaan kan de hoofdreflector
met een hoek van -7° naar beneden worden
gezwenkt werden. Druk daarvoor op de ontgrendelknop
en zwenk de hoof-
dreflector
naar beneden.
Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten bepaalde minimumafstan-
den aan te houden om overbelichting te vermijden.
De minimale flitsafstand bedraagt ong. 10% van de in het display aan-
gegeven reikwijdte. Als de reflectorkop naar beneden gezwenkt is knip-
pert als aanwijzing daarvoor de aanduiding van de reikwijdte. Let er op
dat bij dichtbijopnamen het flitslicht niet door het objectief afgeschaduwd
wordt!
☞
55
707 47 0065.A1-48AF-1O Inh. 17.09.2007 13:58 Uhr Seite 55