AFSTELLINGEN 3
NL-13
3.8
B.A.S. VERGRENDELING (T-HENDEL) _________________________________________
Stel schroef
(R)
zodanig bij dat de B.A.S.-beugel
(T)
kort
na ingrijping van de B.A.S.-grendelhendel
(S)
in de
B.A.S.-beugel stopt.
Afb. 3G
3.9
KOPPELING ______________________________________________________________
Stel stopschroef
(V)
bij tot de koppelingsvingers zich op
een afstand van (0,06 - contact) van de uitkoppellager
bevinden. Zet de tegenmoer vast.
Trek aan de koppelingskabel tot de B.A.S.-beugel tegen
de aanslag rust.
De B.A.S.-grendelhendel moet correct worden afgesteld
voordat dit met de koppeling kan worden gedaan. (Zie
sectie 3.8).
De pen
(U)
moet tegen het einde van de bout zitten. De
veer moet 46 mm lang zijn met uitgeschakelde koppeling.
Met ingeschakelde koppeling moet de veer tot 44 mm zijn
samengedrukt.
Afb. 3H
3.10 STUURSTANG ____________________________________________________________
1.
Om de hoek van de stuurstang
(Y)
bij te stellen,
maakt u schroef
(W)
aan weerskanten van de maaier
los en stelt u de stuurstang op de gewenste stand in.
2.
Nadat de stuurstang is bijgesteld, stelt u de beugel
(X)
zodanig af dat de stuurstang net op de bodem
van de sleuf in de beugel rust. Draai de schroef
(W)
vast.
Afb. 3I
R
S
T
U
46 mm Uitgeschakeld
44 mm Ingeschakeld
V
Y
X
W