- 11 -
DEZE HANDLEIDING IS EIGENDOM VAN DE FABRIKANT EN ELKE, OOK GEDEELTELIJKE, REPRODUCTIE IS VERBODEN.
3.
PLAATSING EN VERPLAATSING
NL
4.
AANSLUITING OP DE ENERGIEBRONNEN
MONTAGE IN GROEP / ZIE PAR. IL-
LUSTRATIES - REF. d)
Bij de voorziene modellen, verwijder
de knoppen en draai de schroeven
voor de bevestiging van het dash-
board (det. F).
Ontvlambare wanden / De mi-
nimale afstand van de appara-
tuur tot de zijwanden moet 10
cm zijn en tot de achterwand moet dit
20 cm zijn. Als deze afstand minder
bedraagt, dan moet u de wanden te-
gen de apparatuur isoleren met
brandwerende en/of isolerende be-
handelingen.
Installeer de machines zodat
elk onopzettelijk contact met
hete oppervlakken uitgesloten
is, inclusief contact met hete verbran-
dingsgassen die uit de schoorsteen
komen (zie identificatie met picto-
gram Hoge temperaturen en beschrij-
ving pg.2), voor personen die in de
werkomgeving voorbijkomen en/of er
werkzaamheden uitvoeren.
Plaats de apparaten zo dat de zij-
kanten perfect aansluiten (det. G).
Nivelleer de apparaten zoals eer-
der beschreven (detail E). Plaats de
schroeven in hun zittingen en blokkeer
de twee structuren met de borgmoeren
(det. H1-H3).
Plaats de beschermdoppen terug tus-
sen de apparaten (det. H2).
INVOEGEN WERKSTATION
(OPTIONEEL) ZIE PAR. ILL - REF. d)
Voor het invoegen moet het werksta-
tion gepositioneerd en bevestigd wor-
den met de meegeleverde schroeven
(detail L1).
Na het voltooien van de beschreven
handelingen moeten de instrumen-
tenborden en de knoppen van de ver-
schillende apparaten in hun zittingen
worden teruggeplaatst.
Zie “Algemene informatie voor
de veiligheid” vooraleer de
handelingen uit te voeren.
Deze handelingen moeten wor-
den uitgevoerd door gekwalifi-
ceerde en bevoegde techni-
sche operatoren, in overeenkomst
met de geldende betreffende wetten
en met gebruik van geschikt en be-
schreven materialen
Over het algemeen de appara-
tuur wordt geleverd zonder
netsnoeren en zonder buizen
voor de aansluiting op de water- en
gasvoorzieningen en de afvoerv
AANSLUITING
OP DE WATERVOORZIENING /
ZIE PAR. ILLUSTRATIES - REFE-
RENTIE e)
De wateraansluiting moet
geïnstalleerd worden volgens
de norm EN 1717 en volgens
de plaatselijke voorschriften die
van kracht zijn. Ze moeten regelma-
tig door bevoegd technisch perso-
neel geïnspecteerd en/of vervan-
gen worden in naleving van de
plaatselijke voorschriften inzake
conformiteit die van kracht zijn
ì
Voor een correcte installatie is het van
essentieel belang dat:
1. De apparatuur gevoed wordt met
drinkwater met een werkdruk
van minimum 200 kPa tot een maxi-
mum van 400 kPa,
met een minimaal vermogen van 1,5 l/
min en bestand tegen
een temperatuur beneden de 25°.
2. De inlaatbuis van het water verbon-
den is met de watervoorziening door