67/108
G.83.0098 - Release 8.1.0 CH 2014
ista International GmbH - Grugaplatz 2 - 45131 Essen
http://www.ista.com
ken, en controleren of er voldoende vrije ruimte voor-
handen is.
▪
Als de ultego III perfect gemonteerd wordt in de geza-
menlijke retour van twee verwarmingscircuits, bv. ver-
warming en warm water, moet de inbouwlocatie ver
genoeg, d.w.z. minimaal 10 DN, van het T-stuk verwij-
derd zijn, opdat de verschillende temperaturen goed
kunnen worden gemengd.
▪
De temperatuursensors moeten in hetzelfde verwarm-
c.q. koelcircuit als de doorstroomsensor worden gemon-
teerd (op bijmengsels letten / gelijk-circuit-regel).
▪
De duikhulzen moeten minstens tot het midden van de
buisdoorsnede reiken. De exacte minimale induikdiepte
van deduikhulzen in het stromende medium is afhanke-
lijk van de toelating van de gebruikte temperatuursen-
sor.
▪
Temperatuurvoeler: de leidingen mogen niet geschei-
den, verkort of verlengd worden.
Opmerkingen over de inbouw bij koudemetin-
gen
▪
Bij de koudwatermeter of de gecombineerde warmwa-
ter- / koudwatermeter dient er bij de montage rekening
mee te worden gehouden, dat de transducers op de
meetbuis opzij of naar beneden worden gericht (con-
denswatervorming). De dompelbussen dienen even-
eens zo gemonteerd te worden, dat de voeler
horizontaal of loodrecht naar beneden staat.
▪
De teller moet altijd in de retour worden ingebouwd. (Let
op! Selecteer de betreffende besteloptie!)
Opmerkingen over de montage van het reken-
gedeelte
▪
De omgevingstemperatuur van de rekeneenheid mag
niet hoger zijn dan 55 °C.
▪
Directe instraling van de zon moet worden vermeden.
▪
De montage kan verticaal
of horizontaal ten opzichte
van de doorstroomsensor
plaatsvinden. Hiervoor me-
ter van doorstroomsensor
lostrekken, draaien en in gewenste positie plaatsen.
▪
Bij warmwatertemperaturen onder 10 °C of boven 90 °C
moet de meter aan de wand worden bevestigd. Let op
dat er geen condenswater langs de aangesloten leidin-
gen in de meter kan lopen.
▪
Bij uitvoeringen met oplosbare stuurleiding kan deze er
tijdens de installatie af- en weer opgeklemd worden. Let
er hierbij op, dat u alleen gepaarde debietsensoren en
rekenorganen met elkaar verbindt en de juiste aansluit-
volgorde aanhoudt (rood / blauw / wit).
▪
De stuurleiding niet verlengen.
Instructies voor montage spanningsvoeding
▪
De spanningsmodules 110 V/230 V zijn ingekapseld en
komen overeen met beschermingsniveau II, zodat bij de
vervanging van apparatuur de netspanning niet hoeft te
worden vrijgeschakeld.
▪
Fabrieksmatig beschikt de ultego III perfect over een ac-
cu.
▪
Een vooraf geïnstalleerde spanningsmodule met naar
buiten gevoerde kabel (110 V AC / 230 V AC) c.q. aan-
sluitklemmen (24 V AC/DC) is te koop als speciale uit-
voering.
▪
De 110 V c.q. 230 V spanningsmodule moet in de buurt
van de meter met 6 A worden beveiligd en worden be-
schermd tegen manipulatie.
▪
Slechts één vak voor de voedingsspanning uitrusten -
rode blokkeerklep niet verwijderen.
▪
Bij accubedrijf hangt het accutype af van de betreffende
eisen aan de ultego III perfect. Neem hiervoor de betref-
fende tabel in het technisch gegevensblad in acht.
▪
In de voedingseenheid wordt gedetecteerd of er span-
ning aanwezig is. Dit signaal wordt toegevoerd naar de
ultego III perfect. Op deze wijze herkent de ultego III per-
fect automatisch of hij wordt gevoed door een batterij of
een voedingseenheid.
Instructies voor montage van de communicatie-
modules
De ultego III perfect is standaard voorzien van een optisch
interface conform EN 62056-21:2002. Bovendien kunnen
maximaal twee van de volgende communicatiemodules
worden toegepast:
▪
Impulsmodule (impulsen voor energie / volume / appa-
raatstatus / tariefregister 1 / tariefregister 2; potentiaal-
vrij, dendervrij)
▪
M-Bus-module G4 conform EN 1434-3, vast en uitge-
breid, variabel protocol
▪
M-Bus-module G4 MI met 2 impulsingangen
▪
Analoge module (afzonderlijke voedingseenheid 230 V
nodig (art.nr. 77597))