
45
24. Evacuatie van meerdere personen met de ABS 3a W / ABS 3a WH: voer een keuring uit conform Punt 4. Bevestig
het apparaat bij voorkeur loodrecht boven de gebruiker en bevestig het verbindingselement van de uitlopende
lijn aan de D-ring of aan het ophangoog van het harnas (houd u aan de gebruiksaanwijzing van het harnas).
Trek de lijn strak en gooi de touwzak omlaag (zonder iemand te hinderen), of neem hem mee aan het harnas.
Let erop dat de lijn soepel uit de zak het apparaat in loopt. Wanneer de eerste persoon de grond heeft bereikt,
wordt de reddingslijn uit het oog aan het harnas gehaald. De lijn die in tegengestelde richting loopt, wordt nu de
reddingslijn en het proces wordt herhaald. U hoeft het apparaat niet opnieuw in te stellen.
25. Redding door meevoeren van het apparaat: soms kan het noodzakelijk zijn dat de hulpverlener moet afdalen
naar het slachtoffer (Afbeeldingen 15 + 16). In een dergelijk geval bevestigt de hulpverlener het afdaal- en
reddingsapparaat type ABS 3a WH door middel van een verbindingselement aan de borstlus van zijn of haar
zitharnas EN 361 en EN 813, ANSI/ASSE Z359.1. Het verbindingselement van de uitlopende lijn wordt bevestigd
aan een geschikt bevestigingspunt. De touwzak wordt omlaag gegooid (zonder iemand te hinderen), of wordt
aan het harnas meegenomen. De hulpverlener neemt de afdaalpositie in, controleert nogmaals zorgvuldig of hij
of zij veilig kan afdalen, ontkoppelt de valbeveiliging en daalt af naar het slachtoffer. Let er te allen tijde op dat de
inlopende lijn soepel het afdaalapparaat in loopt. Het afdalen kan worden begeleid door middel van de handlier,
of door de omhoog lopende lijn vast te houden. Eenmaal bij het slachtoffer aangekomen, wordt de afdaling
gestopt. De hulpverlener zet vervolgens zijn positie vast door de teruglooprem in te schakelen, of doordat hij of
zij vaste grond onder de voeten heeft bij het slachtoffer. In sommige gevallen dient de hulpverlener een extra
valbeveiliging te hebben (redundant systeem). Let op: het slachtoffer mag niet in het reddingssysteem worden
overgenomen!
Training
26. Om in noodgevallen een veilige redding te kunnen garanderen, dient de gebruiker een professionele training
van een speciaal hiervoor opgeleide trainer te volgen. De training dient onder vergelijkbare omstandigheden
en met een geschikte, onafhankelijke tweede beveiliging te worden uitgevoerd, met inachtneming van de
veiligheidsvoorschriften.
27. Reddingstrainingen kunnen heel veelzijdig en zeer complex worden vormgegeven en voldoen daarom niet aan
de in de richtlijnen bepaalde testmethode. Dat kan leiden tot voortijdige slijtage van het afdaalapparaat en de lijn.
Oorzaken hiervoor zijn bijv.: geringe afdaalhoogtes – de lijn loopt vaker door het apparaat; belasting over en weer
door het takelsysteem en het afdaalproces – aandrijving, koppeling en lijn worden meer belast; hoofdzakelijk
eenzijdige belasting van het apparaat – aandrijving, koppeling en lijn worden zeer sterk belast; het draaien van
de handlier tegen de teruglooprem – bij overmatige krachtaanwending kan het zijn dat de teruglooprem niet meer
werkt en dat het afdaalproces wordt geblokkeerd; bovendien kunnen de gevolgen nog eens worden versterkt
door bijv. de manier waarop de gebruiker met de lijn/het apparaat omgaat en door omgevingsfactoren (invloeden
van buitenaf, vervuiling, chemische invloeden, belasting van de randen, enz.)
28. Neem de volgende gebruiksadviezen in acht: in principe kunnen de afdaal- en reddingsapparaten en de
reddingslijnen worden belast totdat de geteste afdaalwerkzaamheden (7.500.000 joule) zijn behaald. De
uiteindelijk bereikte afdaalwerkzaamheden van de apparaten dienen na de training te worden vermeld in het
logboek. Bij de maximaal bereikte werkzaamheden dient het apparaat altijd met de betreffende notities in het
logboek naar de fabrikant te worden gestuurd. Als het apparaat hoofdzakelijk eenzijdig wordt belast, worden de
maximaal bereikbare afdaalwerkzaamheden (3.750.000 joule) gehalveerd.
29. De trainingen dienen zo te worden ingepland dat de maximaal bereikbare uit te voeren afdaalwerkzaamheden
van het apparaat (7.500.000 joule, resp. 3.750.000 joule volgens Punt 28) nooit overschreden worden.
30. Door de centrifugaalrem wordt het afdaal- en reddingsapparaat warm. Wanneer er meerdere trainingen achter
elkaar worden uitgevoerd, dient men tussen de trainingen door tijd in te plannen om het apparaat te laten
afkoelen. Draag altijd handschoenen om (brand)wonden te voorkomen.
31. Na afloop van de trainingen, uiterlijk na een trainingsdag, dient het afdaal- en reddingsapparaat te worden
gekeurd door een deskundige (zie Punten 6 en 8). Een apparaat mag alleen opnieuw worden gebruikt als het
goedgekeurd is.
Opslag en transport van het toestel:
Het verpakte toestel met lijn en toebehoren goed beschermen tegen uitwendige invloeden. Tot deze invloeden
behoren o.a. extreme hitte of koude, elektrische invloeden, vonken, intensieve zonnestraling (ultraviolette
degradatie), stoten en schokken, naar beneden vallen, scherpe of puntige voorwerpen, vochtinwerking of andere
mechanische of agressieve mechanische inwerkingen. Het toestel altijd in een daarvoor geschikte en door de
fabrikant gespecificeerde verpakking vervoeren.
Reiniging:
Het toestel na gebruik zo nodig reinigen. Lijn met mild, lauwwarm zeepsop afnemen, schoon spoelen en drogen.
Het drogen mag uitsluitend op natuurlijke wijze geschieden, d.w.z. de lijn mag niet direct boven een warmtebron
worden opgehangen. Het afdaaltoestel opslaan in een droge, goed geventileerde en donkere ruimte. Contact met
zuren, bijtende vloeistoffen en oliën vermijden.
16
NL