20
schuifkrachten van 2000 Nm op elk van de
vier bevestigingspunten.
Neem bij de montage de aanwijzingen van de
fabrikant
van
het
gebruikte
bevestigingssysteem (bijvoorbeeld pluggen,
zwaarlastankers) in acht.
Zorg ervoor dat eventueel in de sokkel
binnengedrongen water via de ondergrond
afgevoerd wordt.
2.3 Elektrische bepalingen
Kabeluitvoering
Zorg ervoor dat de kabels zijn ontworpen voor
een gemiddelde of zware mechanische
belasting. Gebruik bijvoorbeeld:
›
pvc-installatiekabel van het type NYM,
›
pvc-grondkabel van het type NYY,
›
H07RN-F zware rubberkabel.
Controleer of
›
de kabels min. 1,7 m en
›
de lege buizen of beschermslangen min.
0,3 m op het fundament uitsteken.
Gebruik voor het waarborgen van de basis-
en foutbescherming alleen kabels met
dubbele isolatie.
Selecteer de kabels overeenkomstig nationale
installatievoorschriften
(bijvoorbeeld:
IEC 60364-5-52; VDE 0100-520, IEC 60364-
4-41,
VDE 0100-410,
IEC 60364-7-722,
VDE 0100-722).
Let bij het kiezen van de kabels op het klem- en
afdichtingsbereik van de schroefverbindingen en
membraannippels
van
de
gemonteerde
apparaten.
Scheiding van energie- en datakabels
Gebruik alleen energie- en datakabels
waarvan het isolatievermogen voldoende is
voor de hoogste optredende bedrijfsspanning.
Als datakabels gelden bijvoorbeeld netwerkkabels
(ModBus) of schakelkabels (bijvoorbeeld van
sleutelschakelaars).
Neem aanvullende maatregelen conform
nationale voorschriften als de isolatiesterkte
van
de
datakabel
niet
voldoende
is
(bijvoorbeeld aanvullende bescherming door
een isolatiebuis).
Uitschakelen in geval van een fout
Beveilig de energiekabels conform nationale
installatievoorschriften
(bijvoorbeeld
IEC 60364-4-41, VDE 0100-410, IEC 60364-
4-42,
VDE 0100-420,
IEC 60364-7-722,
VDE 0100-722).
Beschermende potentiaalvereffening
Breng
een
beschermende
potentiaalvereffening
conform
nationale
installatievoorschriften
(bijvoorbeeld
IEC 60364-4-41; VDE 0100-410) op het
gemarkeerde aansluitpunt (afb. 1/1) in de zuil
tot stand.
Zorg ervoor dat de doorsnede niet lager is
dan de minimale doorsnede: 6 mm² voor
koper en 16 mm² voor aluminium.
Controleer
de
beschermende
potentiaalvereffening na de installatie conform
nationale voorschriften, bijvoorbeeld IEC
60364-6, VDE 0100-600.
Zorg ervoor dat de weerstandswaarde niet
hoger is dan 1 Ω.
Controles
Controleer vóór de inbedrijfname de zuil met
gemonteerde apparaten conform nationale
voorschriften,
bijvoorbeeld
IEC 60364-6,
VDE 0100-600.
2.4 Montage van de zuil
Neem naast de informatie in deze handleiding ook
de plaatselijke voorschriften voor montage en
gebruik in acht. Bij de montage van de apparaten
aan
de
zuil
moeten
bovendien
de
veiligheidsaanwijzingen en montagehandleidingen
hiervan in acht worden genomen.
Montagegereedschap
De montage en elektrotechnische installatie moet
door een gekwalificeerde vakkracht worden
uitgevoerd. Gebruik geschikt gereedschap voor
de montage.
Bescherming van de kabels bij de
montage
Zorg ervoor dat de kabels niet beschadigd
raken bij de montage en bescherm eventueel
de kabels bij de installatie.
Controleer na de installatie de kabels op
schade.
Montage van de zuil, bij kabelinvoer
door de bodemplaat
1. Markeer
de
vier
boorgaten
op
het
betonfundament. De boorafmetingen zijn te
vinden in afb. 2/1.
2. Boor de vier bevestigingsgaten (diameter en
diepte
overeenkomstig
de
gebruikte
bevestigingsmiddelen).
3. Leid alle kabels door het midden van het
betonfundament,
binnen
een
vierkant
