36
INHOUD
Pag.
Algemeen 36
Toepassingen 36
Bedrijfsomstandigheden 36
Geluidsniveau
Veiligheid
Transport en opslag
Installeren met voetbochtsnelkoppeling
Vrijstaand installeren
Pompen geleverd met besturingskast
Afzonderlijke niveauregelingen
Elektrische aansluiting
Motorbeveiliging
In bedrijf stellen
Draairichting 38
Onderhoud en service
Verontreinigde pompen
Opsporen van storingen
Afvalverwerking
Alvorens de pomp te installeren dient u
deze installatie- en bedieningsinstructies
zorgvuldig te bestuderen. De installatie en
bediening dienen volgens de in Nederland/
België geldende regels en met kennis van
zaken plaats te vinden.
1. Algemeen
1.1 Toepassingen
GRUNDFOS AP30-pompen zijn ontworpen voor het
pompen van:
• afvalwater,
• water met bezinksel,
• grondwater,
• oppervlaktewater.
De AP30-pompen kunnen vaste stoffen tot 30 mm
verpompen.
Door het compacte ontwerp zijn de pompen geschikt
voor zowel tijdelijke als permanente opstellingen.
Bovendien kunnen de pompen zowel vrijstaand als
met behulp van een geleiding met voetbochtsnelkop-
peling worden geïnstalleerd.
1.1.1 Omgeving met explosiegevaar
Gebruik de explosieveilige versies van de AP-pom-
pen voor toepassingen waarbij explosiegevaar be-
staat.
N.B.:
In alle gevallen
dient
de plaatselijke overheid
te bepalen of de explosieclassificatie van de pomp
voor de gewenste locatie toereikend is.
1.2 Bedrijfsomstandigheden
1.2.1 pH-waarde
AP-pompen in vaste opstelling zijn geschikt voor pH-
waarden van 4 tot 10.
1.2.2 Vloeistoftemperatuur
Vloeistoftemperatuur: 0°C tot +40°C.
Voor korte perioden tot: +60°C.
1.2.3 Soortelijke massa van de te pompen
vloeistof
Maximale s.m. van de vloeistof: 1100 kg/m
3
.
1.2.4 Installatiediepte
Maximaal 10 meter beneden het vloeistofpeil.
1.2.5 Niveau van de vloeistof
Het laagste niveau dient zich altijd boven het pomp-
huis te bevinden.
1.2.6 Bedrijf
Maximaal 15 maal per uur inschakelen.
N.B.:
De pompen zijn uitsluitend geschikt voor inter-
mitterend bedrijf.
1.3 Geluidsniveau
Binnen de grenzen als vermeld in de Richtlijn van de
Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wet-
gevingen van de Lid-Staten betreffende machines
(98/37/EEG).
2. Veiligheid
3. Transport en opslag
De pomp kan horizontaal of verticaal worden ge-
transporteerd of opgeslagen. Zorg ervoor dat de
pomp niet kan rollen of omvallen.
Til de pomp altijd op aan de draagbeugel,
nooit
aan
de motorkabel of de slang/leiding.
Indien de pomp voor lange tijd wordt opgeslagen,
dient te worden gezorgd voor bescherming tegen
vocht, te lage en te hoge temperaturen.
Na een lange opslagperiode dient de pomp te wor-
den geïnspecteerd alvorens weer in bedrijf te wor-
den gesteld. Zorg ervoor dat de pompwaaier vrij kan
draaien. Let speciaal op de asafdichtingen, de ka-
beldoorvoer en controleer het oliepeil.
4. Installatie
Controleer voordat u de pomp gaat installeren het
oliepeil in de oliekamer, zie paragraaf
Installatie in een put dient te worden uitge-
voerd door speciaal daartoe opgeleide
personen.