39
Ex = explosieveilige uitvoering
•
Kabeldoorvoer
Controleer of de kabeldoorvoer waterdicht is en
vergewis u ervan dat de kabels niet geknikt of af-
gekneld zijn.
•
Pomponderdelen
Controleer de waaier, het pomphuis, de nekring,
enz. op eventuele slijtage. Vervang beschadigde
onderdelen.
•
Kogellagers
Een draaiende as moet soepel lopen en mag geen
overmatig geluid produceren. Controleer dit door
de as met de hand te draaien. Vervang defecte ko-
gellagers.
In geval van defecte kogellagers of een slecht
functionerende motor dient de pomp doorgaans
grondig te worden nagezien. Dit dient door de fa-
brikant of een vakbekwame reparateur gedaan te
worden.
7.1 Verontreinigde pompen
N.B.:
Indien een pomp is gebruikt voor een vloeistof
die schadelijk voor de gezondheid is, wordt deze
pomp als verontreinigd beschouwd.
Wanneer GRUNDFOS wordt verzocht een pomp in
reparatie te geven, dienen alle gegevens over het
gepompte medium enz. aan GRUNDFOS te worden
overhandigd
voordat
de pomp aan GRUNDFOS
wordt geretourneerd. Gebeurt dat niet, dan kan
GRUNDFOS weigeren de pomp te repareren.
Eventuele kosten voor het retourneren van de pomp
zijn voor rekening van de klant.
Indien de pomp is gebruikt voor vloeistoffen die
schadelijk zijn voor de gezondheid, dient de aan-
vraag voor een servicebeurt te allen tijde vergezeld
te gaan van gegevens over het gepompte medium.
8. Opsporen van storingen
Pomptype
Hoeveelhed olie in
de oliekamer
AP30.50.07.1
0,01 l
AP30.50.09.3
0,4 l
AP30.50.09.3E
X
0,4 l
AP30.50.11.1
0,01 l
AP30.50.12.3
0,4 l
AP30.50.12.3Ex
0,4 l
Vergewis u ervan dat de stroomtoevoer is uitgeschakeld en dat alle roterende delen niet meer
draaien, voordat u een storing gaat op sporen.
Storing Oorzaak
Oplossing
1.
Motor start niet. Zekeringen
slaan door en motorbeveiliging
schakelt onmiddellijk uit.
Let op:
Start niet opnieuw!
a) Onderbreking stroomtoevoer;
kortsluiting; aardfout in kabel of
motorwikkelingen.
Laat de kabel en de motor contro-
leren en repareren door een be-
voegd elektricien.
b) De zekeringen slaan door, om-
dat ze van het verkeerde type
zijn.
Vervang de zekeringen door het
juiste type.
c) Waaier geblokkeerd door vuil.
Maak de waaier schoon.
d) Niveauschakelaar is niet goed
afgesteld of is defect.
Controleer de niveauschakelaar.
2.
Pomp werkt, maar de motor-
beveiliging schakelt na korte
tijd uit.
a) Het thermisch relais van de mo-
torbeveiliging staat te laag af-
gesteld.
Stel het relais in overeenkomstig
de specificaties op het typeplaatje.
b) Verhoogde stroomopname door
te lage spanning.
Meet de spanning tussen de fa-
sen. Spanningstolerantie: ±10%.
c) Waaier geblokkeerd door vuil.
Verhoogde stroomopname in
alle drie fasen.
Maak de waaier schoon.
3.
Pomp werkt minder goed dan
normaal en neemt meer
stroom op.
a) Waaier geblokkeerd door vuil.
Maak de waaier schoon.
Controleer de draairichting en ver-
wissel zonodig twee fasen, zie par.
.
b) Verkeerde draairichting.
4.
Pomp draait, maar levert geen
vloeistof.
a) Persafsluiter gesloten of ge-
blokkeerd.
Controleer de persafsluiter; even-
tueel openen en schoonmaken.
b) Terugslagklep geblokkeerd.
Maak de terugslagklep schoon.
Ontlucht de pomp.
c) Lucht in de pomp.