E604
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 48
ONDERDELEN
ONDERDELEN
P1
Programmeerknop
DL6
Signaleringsled contact OPEN
P2
Drukknop opslag kanaal OPEN
DL7
Signaleringsled contact OPEN/CLOSE
5. BESCHRIJVING AANSLUITINGEN
5.1. KLEMMENBORD CN1 (Fig. 2)
5.1.1. v
oeding
Klemmen “
1
&
2
”. De draden van de secundaire wikkeling van de ringtransformator moeten op deze klemmen worden aangesloten.
Controleer alvorens de draden aan te sluiten of de uitgangsspanning van de transformator tussen de 20 V~ en de 26 V~
is.
5.1.2. A
Arding
Klem “
”. Sluit de aardingsdraad, afkomstig van de klem binnenin de motor, op deze klem aan.
Deze aansluiting is absoluut noodzakelijk voor een correcte werking van de besturingseenheid.
5.1.3. FAilsAFe
Klem “
4
”. Sluit op deze klem de negatieve klem van de zenders van de fotocellen aan. Dit contact wordt door de Failsafe-functie gebruikt
voor het controleren van de juiste werking van de fotocellen voor iedere sluitingsmanoeuvre van de boom. Raadpleeg paragraaf 6 voor
het activeren van deze functie.
5.1.4. v
oeding
Accessoires
Klemmen “
5
&
6
”. Uitgang 24 V max. 500 mA voor de voeding van de externe accessoires.
De maximale belasting voor deze uitgang is 500 mA.
Neem de polen van de voeding in acht.
5.2. KLEMMENBORD CN2 (Fig. 3)
5.2.1. l
ichten
stAAF
Klemmen “
7
&
10
”. Uitgang 24 V max. 15 W. Op deze klemmen moeten de voedingsdraden van de lichtslang worden aangesloten. De
lichtslang blijft voortdurend branden bij een open of dichte staaf, terwijl hij knippert wanneer de staaf in beweging is.
De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool.
5.2.2. v
erklikkerlAmpje
Klemmen “
8
&
10
”. Uitgang 24 V max. 5 W. Op deze klemmen moet een eventueel verklikkerlampje worden aangesloten. Met het
verklikkerlampje kan op een afstand, bijvoorbeeld in een portiershokje, de toestand van de staaf worden weergegeven, en om precies
te zijn:
De openingsfase van de staaf wordt aangegeven doordat het lampje snel knippert.
Als de staf omhoog staat, zal het lampje blijven branden.
De sluitingsfase van de staaf wordt aangegeven doordat het lampje langzaam knippert.
Als de staaf in de gesloten stand staat, is het lampje gedoofd.
Op deze uitgang kunnen lampjes van 24 V max. 5 W worden aangesloten.
De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool.
5.2.3. w
AArschuwingslAmp
Klemmen “
9
&
10
”. Uitgang 24 V max. 15 W. Op deze klemmen wordt een waarschuwingslamp met brandend licht aangesloten, het
knipperen wordt geregeld door de besturingseenheid. De waarschuwingslamp is in werking tijdens de beweging van de staaf, terwijl
hij gedoofd is als de staaf stilstaat, in de open of gesloten stand. Vlak voor de openingsmanoeuvre van de staaf begint knippert hij 0,5
seconde, om te signaleren dat de staaf op het punt staat in beweging te worden gezet. Naast het signaleren van de beweging van de staaf,
signaleert de waarschuwingslamp eveneens, met een reeks knippersignalen, wanneer de slagboom wordt gevoed door de bufferbatterijen
(optioneel).
De klem “10” is de uitgang met de negatieve pool.
5.2.4. c
lose
Klemmen “
10
&
11
”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.)
aan die, door het contact te sluiten, uitsluitend het commando moet geven voor het sluiten van de staaf. De status van deze ingang wordt
gesignaleerd door de led
DL1
.
Het commando
CLOSE
is niet actief tijdens de programmeerfase.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.
5.2.5. o
pen
Klemmen “
10
&
12
”. Arbeidscontact. Sluit tussen deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (drukknop, sleutelschakelaar enz.)
aan die, door het contact te sluiten, uitsluitend het commando moet geven voor het openen van de staaf. De status van deze ingang wordt
gesignaleerd door de led
DL2
.
Het commando
OPEN
is niet actief tijdens de programmeerfase.
•
•
•
•
Содержание E604
Страница 1: ...E604...