6. Klem de te meten kring vast met de klem.
N.B.:
U kunt slechts een kabel per keer meten en deze moet zich in het midden van de bekken van de klem bevinden.
7. Lees de weergegeven waarde af. Voor het meten van gelijkstroom wordt ook de polariteit van de plus-testkabel (+) van de
klem aangegeven.
N.B.:
1. Als in de modus handmatig bereik "OL" wordt weergegeven, betekent dit dat u een hoger bereik moet selecteren.
2. Raak de geteste kring niet aan met uw handen of uw huid.
3. Probleem van overeenstemming tussen het apparaat en de gevoeligheid van de klem:
a. De gevoeligheid van de klem is geschikt voor 0,1 A/0,1 mV. Als u een geschikte klem gebruikt, is de aangegeven waarde
gelijk aan de gemeten waarde.
b. Als u een klem gebruikt met een andere gevoeligheid dan 0,1 A/0,1 mV, dan moet u de weergegeven waarde
vermenigvuldigen met een factor die afhangt van de gebruikte klem, om een resultaat te verkrijgen dat gelijk is aan de
gemeten waarde. Raadpleeg voor het bepalen van deze factor de handleiding van de klem die u gebruikt.
Weerstandsmeting
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector "COM" en de rode testkabel op de connector "INPUTʺ.
2. Zet de keuzeschakelaar op
Ω
.
3. Selecteer de modus automatisch bereik of handmatig bereik met behulp van de knop ʺRANGE".
4. Pas de testkabels toe op de te meten lading. Lees de weergegeven waarde af.
N.B.:
1. Voor de weerstandsmetingen van > 1 MΩ kunnen meerdere seconden nodig zijn voordat de meting stabiliseert. Dat is
normaal voor metingen van een hoge weerstand.
2. Wanneer de ingang niet is aangesloten, d.w.z. in geval van een open kring, geeft het symbool "OL" dat wordt weergegeven,
aan dat het bereik overschreden is.
3. Controleer, alvorens de weerstand van een kring te meten, of de kring spanningloos is en alle condensatoren
volledig ontladen zijn.
4. Als in de modus handmatig bereik een overschrijding van het bereik "OLʺ wordt weergegeven, betekent dit dat u een hoger
bereik moet selecteren.
Capaciteitsmeting
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector "COMʺ en de rode testkabel op de connector "INPUT".
2. Zet de keuzeschakelaar op het gewenste bereik "
1000µF
","
20µFʺ
of "
qnFʺ
.
3. Selecteer de modus automatisch bereik of handmatig bereik met behulp van de knop "RANGEʺ.
4. Pas de testkabels toe op te meten condensator. Controleer of de juiste polariteit op de condensator wordt toegepast.
(De rode testkabel moet aangesloten zijn op de anode van de condensator, terwijl de zwarte testkabel aangesloten moet
zijn op de kathode van de condensator).
5. Lees de weergegeven waarde af.
N.B.:
Bij een laag bereik is het mogelijk dat er een waarde wordt weergegeven voordat de testkabels op de condensator zijn
aangesloten. Dat is normaal: deze waarde komt overeen met de restcapaciteit van de testkabels en van de ingaande kring
van het apparaat; dit heeft geen invloed op de precisie van de meting.
Continuïteitstest
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector "COMʺ en de rode testkabel op de connector "INPUT".
2. Zet de keuzeschakelaar voor het bereik op
.
3. Druk op de knop "
FUNC.
"
totdat het symbool ʺ
ʺwordt weergegeven.
4. Sluit de testkabels aan op de te meten kring.
5. Als de weerstand lager is dan ca. 30Ω, laat de ingebouwde zoemer een pieptoon horen.
N.B.:
Alvorens een test uit te voeren, moet de voeding losgemaakt worden van de te testen kring en moeten alle condensatoren
volledig ontladen worden.
Diodetest
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector "COM" en de rode testkabel op de connector "INPUT"
(N.B.: De polariteit van de rode testkabel is positief "+ʺ ).
2. Zet de keuzeschakelaar voor het bereik op
.
3. Druk op de knop "
FUNC.ʺ
totdat het symbool ʺ
ʺ wordt weergegeven.
4. Sluit de rode testkabel aan op de anode van de te testen diode en de zwarte testkabel op de kathode van de diode.
5. De directe, ruw geschatte spanningsdaling van de diode wordt weergegeven. In geval van omkering van de aansluitingen,
wordt "OL" weergegeven.
Test van de transistor
1. Zet de keuzeschakelaar voor het bereik op de stand
h
FE
.
2. Zie Figuur 2, sluit de adapter aan op de connector "COM" en op de connector "INPUT". Keer de aansluitingen niet om.
3. Bepaal of de transistor van het type NPN of PNP is, identificeer de kabels van de lokale zender, van de basis en van de
collector. Steek de kabels van de te testen transistor in de openingen van de teststekker van de adapter.