GEBRUIKSHANDLEIDING
Modus vasthouden gegevens
Druk op de knop
ʺ
ʺ
om de weergegeven waarde vast te houden, "
" wordt weergegeven op het scherm.
Om de modus voor het vasthouden van de gegevens te verlaten, drukt u nogmaals op de knop. Het symbool "
" verdwijnt.
Handmatig bereik of automatisch bereik
Het apparaat is standaard afgesteld in de modus automatisch bereik voor de meetfuncties die over de modi automatisch en
handmatig bereik beschikken. Wanneer het apparaat is afgesteld op de modus automatisch bereik, wordt "AUTO"
weergegeven.
1. Druk op de knop "
RANGEʺ
om over te gaan op de modus handmatig bereik. "AUTO" verdwijnt.
Bij iedere druk op de knop "
RANGEʺ
verhoogt het bereik. Wanneer het hoogste bereik bereikt is, gaat het apparaat terug
naar het laagste bereik.
2. Om de modus handmatig bereik te verlaten, drukt u op de knop "
RANGEʺ
en houdt u deze ca. 2 seconden ingedrukt. Het
apparaat gaat terug naar de modus automatisch bereik en het symbool "AUTOʺ verschijnt.
Modus MAX
Druk op de knop "
ʺ
om over te gaan op de modus MAX, "
" verschijnt. In deze modus geeft het beeldscherm de
maximale waarde weer van alle metingen die sinds het inschakelen van deze modus werden uitgevoerd. Voor het verlaten
van deze modus hoeft u alleen maar opnieuw op de knop "
ʺ
te drukken en het symbool "
ʺ verdwijnt.
N.B.:
De modus MAX is in sommige functies niet beschikbaar.
Meting van gelijk- of wisselspanning
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector "COMʺ en de rode testkabel op de connector "INPUT".
2. Zet de keuzeschakelaar voor het bereik op voor het meten van gelijkspanning of op voor het meten van
wisselspanning.
3. Selecteer de modus automatisch bereik of handmatig bereik met behulp van de knop
ʺRANGE
".
In de modus handmatig bereik, moet u, als u van tevoren niet de te meten spanningsschaal kent, eerst het hoogste bereik
selecteren daal vervolgens stapsgewijs tot u een geschikte resolutie verkregen heeft.
4. Pas de testkabels toe op de te meten bron of kring.
5. Lees de weergegeven waarde af. Voor het meten van gelijkspanning wordt ook de polariteit van de rode testkabel
aangegeven.
N.B.:
1. In het lage bereik is het mogelijk dat de door het apparaat weergegeven waarde instabiel is wanneer de testkabels niet
aangesloten zijn op de te meten kring. Dat is normaal en heeft geen invloed op de meting.
2. Als in de modus handmatig bereik "OLʺ wordt weergegeven, betekent dit dat u een hoger bereik moet selecteren.
3. Om beschadiging van het apparaat te vermijden, mag de gemeten spanning niet hoger dan 250 Vcc/ca zijn.
Meting van gelijk- of wisselstroom
1. Sluit de zwarte testkabel aan op de connector "COM". Als de te meten stroom lager is dan 200 mA, sluit de rode
testkabel dan aan op de connector "INPUT". Als de stroom tussen 200 mA en 10 A ligt, sluit de rode testkabel dan aan op
de connector "10A".
2. Zet de keuzeschakelaar voor het bereik op
µ
,
of op
.
3. Druk op de knop "
FUNC.
" om de meting van gelijk- of wisselstroom te selecteren, het bijbehorende symbool verschijnt.
4. Selecteer de modus automatisch bereik of handmatig bereik met behulp van de knop "
RANGEʺ
.
5. Onderbreek de voeding van de kring die u wilt meten. Ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
6. Open de te meten kring, sluit de testkabels in serie aan op de kring.
7. Zet de kring weer onder spanning en lees de meting af. Voor het meten van gelijkstroom wordt ook de polariteit van de rode
testkabel aangegeven.
N.B.:
1. Als u van tevoren niet de te meten stroomschaal kent, moet u eerst het hoogste bereik selecteren en vervolgens
stapsgewijs dalen tot u een geschikte resolutie verkregen heeft.
2. Wanneer het overschrijden van het bereik "OL" wordt weergegeven, betekent dit dat u een hoger bereik moet
selecteren.
Stroommeting
1. Voor het meten van een gelijkstroom moet u de klem voor gelijkstroom gebruiken. Voor het meten van een wisselstroom
moet u de klem voor wisselstroom gebruiken.
2. Sluit de uitgaande minkabel (-) van de geselecteerde klem aan op de connector "COMʺ, sluit de uitgaande pluskabel ( + )
van de klem aan op de connector "INPUTʺ.
3. Zet de keuzeschakelaar voor het bereik op
.
4. Selecteer een gelijkstroom- of wisselstroommeting met behulp van de knop "
FUNC.
ʺ.
5. Selecteer de modus automatisch bereik of handmatig bereik met behulp van de knop "
RANGEʺ
.
In de modus handmatig bereik, moet u, als u van tevoren niet de te meten stroomschaal kent, eerst het hoogste bereik
selecteren.