20
Vooruit of achteruit rijden
1. Zet de versnellingshendel (A)
in de gewenste stand. Voor de mo-
dellen 4+2 moet ook hendel D in
positie gebracht worden.
2. Verhoog de snelheid van de motor
licht met behulp van de gashendel
(B).
(B) Gashendel
(C) Hoog
3. Trek geleidelijk aan koppelin-
gshendel (A). De machine begint
langzaam vooruit of achteruit te
rijden.
Draaien
1. Controleer of het veilig is in de
gewenste richting te draaien.
2. Trek aan hendel (B) aan de zijde
waar u naartoe wilt draaien. De
machine zal draaien.
3. na het draaien laat u hendel (B)
los.