NEDERLANDS
151
Om de drukschakelaar te vergrendelen,
drukt u
op de vergrendelaar zoals aangegeven. Wanneer de
vergrendelaar ingedrukt is zodat het vergrendelteken
zichtbaar is, is de eenheid vergrendeld.
Vergrendel de drukschakelaar altijd wanneer u
het werktuig verplaatst of opbergt om ongewild
aanzetten te voorkomen.
Om de drukschakelaar te ontgrendelen,
drukt
u op de vergrendelaar. Wanneer de vergrendelaar
ingedrukt is zodat het ontgrendelteken zichtbaar is,
is de eenheid ontgrendeld. De vergrendelaar is
rood
om aan te geven dat de schakelaar
ontgrendeld
is.
Gebruik de drukschakelaar (a) over om het werktuig
te activeren. Loslaten van de drukschakelaar zet het
werktuig UIT.
OPMERKING
:
Dit werktuig kan niet vergrendeld
worden in de AAN-stand, en mag in die positie ook
niet op enige andere manier vergrendeld worden.
VOORZICHTIG:
Houd de zijhandgreep
en de body van het werktuig stevig
vast om het werktuig onder controle
te houden bij het aanzetten en tijdens
het gebruik totdat de schijf of ander
gebruikt hulpstuk stopt met draaien. Let
erop dat de schijf volledig tot stilstand
is gekomen voordat u het werktuig
neerlegt.
VOORZICHTIG:
Wacht tot het
werktuig op volle snelheid is voordat
u het werktuig in contact brengt met
het werkstuk. Til het werktuig van het
werkstuk voordat u het uitzet.
SPINDELVERGRENDELING
De spindelvergrendeling zorgt ervoor dat de spindel
niet kan draaien wanneer u een schijf installeert of
verwijdert. Gebruik de spindelvergrendeling alleen
wanneer het werktuig is uitgeschakeld, de accu
verwijderd is en de schijf volledig tot stilstand is
gekomen.
OPMERKING:
Om het risico
op beschadiging van het
werktuig te verkleinen, mag u de
spindelvergrendeling niet gebruiken
wanneer het werktuig aan staat.
Beschadiging van het werktuig zou
het gevolg zijn, terwijl het bevestigde
hulpstuk weg kan vliegen en ernstig
letsel zou kunnen veroorzaken.
Om de spindel te vergrendelen drukt u de
spindelvergrendelingsknop in en draait u de spindel
totdat deze niet meer verder kan draaien.
Het aanbrengen en gebruiken van
schijven met verzonken middengat en
slijpwaaiers
HET AANBRENGEN EN VERWIJDEREN VAN GENAAFDE
SCHIJVEN (FIG. 1, 7)
WAARSCHUWING:
Om het risico op
ernstig letsel te verkleinen, dient u het
werktuig uit te schakelen en de accuset
te verwijderen voordat u hulpstukken of
accessoires aan- of afkoppelt.
Genaafde schijven kunt u direct op de spindel met
M14-draad installeren.
1. Draai de schijf met de hand op de spindel.
2. Druk de spindelvergrendelingsknop in en
gebruik een moersleutel om de schijf vast te
zetten.
3. Volg de omgekeerde handelwijze om de schijf te
verwijderen.
VOORZICHTIG:
Wanneer de schijf
niet behoorlijk vastgezet is voordat het
werktuig wordt aangezet, kan daardoor
de schijf of het werktuig beschadigd
raken.
HET AANBRENGEN VAN NIET-GENAAFDE SCHIJVEN
(FIG. 8)
WAARSCHUWING:
Om het risico op
ernstig letsel te verkleinen, dient u het
werktuig uit te schakelen en de accuset
te verwijderen voordat u hulpstukken of
accessoires aan- of afkoppelt.
Afbraamschijven met verzonken middengat
type 27 dienen gebruikt te worden met de
bijgeleverde flenzen.
1. Installeer de anti-blokkeer flens (g) op de spindel
(d) met het verhoogde deel tegen de schijf aan.
Verzeker u ervan dat het holle deel van flens
tegen de platte kanten van de spindel ligt door
de flens iets te draaien en te duwen voordat u
de schijf plaatst.
2. Plaats de schijf tegen de flens, waarbij u de
schijf op het verhoogde deel van de flens
plaatst.
3. Terwijl u de spindelvergrendelingsknop indrukt,
draait u de klemmoer (h) op de spindel. Als de
aan te brengen schijf dikker is dan 3,17 mm
(1/8"), plaats dan de klemmoer op de spindel
zodat het verhoogde deel in het midden van
de schijf past (Fig. 8A). Als de aan te brengen
schijf 3,17 mm (1/8") dik is of dunner, plaats
dan de klemmoer op de spindel zodanig dat het
verhoogde deel juist niet tegen de schijf aanligt
(Fig. 8B).